Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid[geïntimeerde1] Holding B.V.,
[geïntimeerde2],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, betreft het een hoger beroep over de pensioenverevening tussen een vrouw en haar ex-echtgenoot, vertegenwoordigd door hun respectieve advocaten. De vrouw, appellante in het principaal hoger beroep, heeft haar vordering gewijzigd en vraagt het hof om de man, vertegenwoordigd door de besloten vennootschap [geïntimeerde1] Holding B.V., te veroordelen tot het stellen van zekerheid voor de afstorting van haar pensioenaanspraken. Het hof heeft eerder in een tussenarrest van 19 juni 2018 overwogen dat de man op dat moment niet in staat was om het benodigde kapitaal voor de pensioenaanspraken van de vrouw af te storten bij een externe pensioenverzekeraar. De vrouw heeft een voorwaardelijke aanspraak op afstorting, en het hof heeft bepaald dat de man zekerheid moet stellen door middel van een hypotheek op een onverdeelde helft van een pand en pandrechten op zijn vorderingen op de vrouw. De partijen zijn het eens geworden over het bedrag waarvoor zekerheid moet worden gesteld, zijnde € 195.000, te vermeerderen met rente en kosten. Het hof heeft de vordering van de vrouw tot betaling van de maandelijks aan haar toekomende pensioentermijnen afgewezen, omdat de man deze tot nu toe heeft voldaan en er geen reden is om aan te nemen dat hij in de toekomst tekort zal schieten. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 23 juli 2014 bekrachtigd, voor zover dat in dit hoger beroep is bestreden, en de proceskosten in het incidenteel hoger beroep gecompenseerd.