In deze zaak gaat het om een verzoek tot het verlenen van een machtiging tot verwerping van de nalatenschap van erflater, die op 15 april 2016 is overleden. De ouders van de minderjarige, die wettelijk vertegenwoordigers zijn, hebben op 2 mei 2019 een verzoek ingediend bij de kantonrechter om de nalatenschap namens hun kind te verwerpen. De kantonrechter heeft hen echter niet-ontvankelijk verklaard, omdat het verzoek te laat was ingediend. De ouders hebben in hoger beroep de bestreden beschikking aangevochten, maar het hof oordeelt dat de termijn voor het indienen van het verzoek is overschreden. De ouders stelden dat zij pas op 30 maart 2019 op de hoogte waren van het overlijden van erflater en de inhoud van het testament, maar het hof oordeelt dat de termijn van drie maanden begint te lopen vanaf het moment dat de nalatenschap aan de erfgenaam toekomt, ongeacht of de erfgenaam op de hoogte is van zijn positie. Het hof bekrachtigt de beslissing van de rechtbank en wijst het verzoek van de ouders af.