Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z]
[Z](hierna: belanghebbenden )
heffingsambtenaarvan
het gemeenschappelijk belastingkantoor Lococensus-Tricijn (GBLT)(hierna: de heffingsambtenaar)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbenden [X] [Z] en [Y] [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 21 januari 2019, waarin de WOZ-waarde van hun kantoorpand aan de [a-straat] 37 te [Z] werd vastgesteld. De heffingsambtenaar had de waarde van het pand per 1 januari 2016 vastgesteld op € 370.000, maar na bezwaar werd deze waarde verlaagd naar € 295.000. De rechtbank heeft de waarde verder verlaagd naar € 275.000, wat leidde tot het hoger beroep van belanghebbenden. Tijdens de zitting op 4 maart 2020 werd het geschil besproken, waarbij de waarde van het pand en de kapitalisatiefactor ter discussie stonden. De heffingsambtenaar verdedigde een waarde van € 295.000, terwijl belanghebbenden een waarde van € 236.000 voorstonden. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn vastgestelde waarde en dat belanghebbenden ook niet in hun bewijsvoering slaagden. Uiteindelijk bevestigde het Hof de uitspraak van de rechtbank en stelde de waarde van het pand vast op € 275.000, zonder aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.