ECLI:NL:GHARL:2020:2731

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 maart 2020
Publicatiedatum
3 april 2020
Zaaknummer
21-002650-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hennepkwekerij en onrechtmatig binnentreden met bewijsuitsluiting

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1965 en woonachtig in Maarssen, was in eerste aanleg veroordeeld voor het telen van hennepplanten, diefstal van elektriciteit en uitkeringsfraude. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op meerdere tijdstippen hennepplanten heeft geteeld in een pand in Maarssen, waarbij hij in totaal ongeveer 564 hennepplanten aanwezig had. Daarnaast heeft hij elektriciteit gestolen om de hennepkwekerij van stroom te voorzien. De verdediging voerde aan dat er sprake was van onrechtmatig binnentreden door de politie, omdat er geen redelijk vermoeden van schuld was op het moment van binnentreden. Het hof oordeelde dat er inderdaad sprake was van een onherstelbaar vormverzuim, maar dat dit niet leidde tot bewijsuitsluiting. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een taakstraf van 180 uren. Het hof hield rekening met de aard en ernst van de feiten, de persoon van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002650-19
Uitspraak d.d.: 5 maart 2020
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 30 april 2019 met parketnummer 16-706102-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1965,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 20 februari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. T.S. van der Horst, naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
Verdachte is bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde. Door verdachte is onbeperkt hoger beroep ingesteld. Hoger beroep tegen de gegeven vrijspraak staat niet open. Het hof zal verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaren.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, tenlastegelegd dat:
Feit 1. primair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 oktober 2016 tot en met 22 februari 2017 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 564, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Feit 1. subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen op een of meer tijdstip(pen), gelegen in de periode van 5 oktober 2016 tot en met 22 februari 2017 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht, met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 564, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op een of meer tijdstip(pen), gelegen in de periode van 5 oktober 2016 tot en met
22 februari 2017 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest,
- door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen en/of
- door werkzaamheden te verrichten voor de teelt/het kweken van hennepplanten en/of
-stekken (onder andere door deze water te geven).
Feit 2. primair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 6 januari 2016 tot en met 22 februari 2017 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [netbeheerder] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
Feit 2. subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 6 januari 2016 tot en met 22 februari 2017 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [netbeheerder] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die onbekend gebleven personen en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte, waarbij die onbekend gebleven personen en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, bij het plegen van welk misdrijf verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door opzettelijk een pand voor die diefstal ter beschikking te stellen.
Feit 4
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 januari 2016 tot en met 22 februari 2017 te Maarssen, in de gemeente Stichtse Vecht, althans in Nederland, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 van de Participatiewet, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, en dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een uitkering krachtens de Participatiewet, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk geen opgave gedaan van en/of verzwegen dat hij, verdachte, werkzaamheden verrichtte (in een hennepkwekerij) en/of inkomsten en/of tegoeden had (uit de opbrengsten van die hennepkwekerij).
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Verweren verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep primair verzocht verdachte integraal vrij te spreken. Hij heeft hiertoe – kort samengevat en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat sprake is geweest van een onrechtmatig binnentreden van de woning aan de [adres] te Maarssen omdat er op het moment van binnentreden nog geen redelijk vermoeden van schuld was. Daarmee is sprake van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering en hieraan dient wat betreft alle tenlastegelegde feiten het rechtsgevolg bewijsuitsluiting te worden verbonden.
Subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van het onder 2 primair tenlastegelegde vrijspraak bepleit. Meer subsidiair heeft de raadsman verzocht verdachte ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde vrij te spreken voor zover dit betreft de periode van 6 januari 2016 tot
5 oktober 2015.
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde heeft de raadsman subsidiair verzocht verdachte vrij te spreken voor zover dit betreft de periode van 6 januari 2016 tot 5 oktober 2016.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft verzocht het vonnis waarvan beroep te bevestigen.
Oordeel hof
Verbalisant [verbalisant 1] heeft op 14 januari 2017 vanuit een politieluchtvaartuig, met behulp van een thermische camera, beeldopname(n) vastgelegd van een woonwagenkamp gevestigd aan de [locatie] . Op de beelden van het genoemde woonwagenkamp zag verbalisant [verbalisant 1] meerdere opvallende warmtebeelden en –spots aanwezig. De uitgestraalde warmte kan volgens verbalisant [verbalisant 1] duiden op de aanwezigheid van een hennepkwekerij. Op het chalet waar verdachte woonachtig is, is een opvallend warmtebeeld te zien, een zogenaamde ‘black-hot’. Op 11 februari 2017 was verbalisant [verbalisant 2] aanwezig in de omgeving van het woonwagenkamp in Maarssen. Hij zag dat de daken van de woningen bedekt waren met een laagje sneeuw en zag op de boordcomputer van zijn dienstvoertuig dat de buitentemperatuur -1 graden Celsius was. Hij zag dat op het woonwagenkamp één chalet stond waarvan het dak nauwelijks besneeuwd was en dat alle overige daken wel besneeuwd waren. Bij zijn proces-verbaal heeft [verbalisant 2] een afbeelding vanuit Googlemaps gevoegd waarop hij het bedoelde chalet genummerd heeft met ‘1’. Het hof constateert dat het door [verbalisant 2] genummerde chalet niet het chalet van verdachte betreft. Vervolgens is op 22 februari 2017 het chalet van verdachte binnengetreden.
Het hof concludeert dus dat er enkel op basis van een opvallend warmtebeeld in het chalet van verdachte is binnengetreden. Naar het oordeel van het hof levert dit onvoldoende grond op om te komen tot het redelijke vermoeden dat in het chalet van verdachte een in werking zijnde hennepkwekerij aanwezig was, temeer omdat nader onderzoek ter plaatse niets had opgeleverd wat betreft het chalet van verdachte. Het hof is daarom met de verdediging van oordeel dat er onrechtmatig is binnengetreden. Dit betekent dat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
Wat betreft de daaraan te verbinden consequenties dient rekening gehouden te worden met het in artikel 359a, tweede lid, Wetboekboek van Strafvordering bepaalde. Hetgeen door de verdediging naar voren is gebracht, is naar het oordeel van het hof onvoldoende om vast te kunnen stellen dat verdachte zelf zodanig is geschaad in zijn eigen, rechtens te beschermen belang, dat het vormverzuim de consequentie van bewijsuitsluiting moet krijgen. Wel zal het hof met het geconstateerde vormverzuim rekening houden bij de strafoplegging.
Het hof is van oordeel dat de namens verdachte gevoerde subsidiaire verweren ten aanzien van het onder 2 en 4 tenlastegelegde en het meer subsidiaire verweer ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde strekkende tot (partiële) vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde daarbij in het bijzonder het volgende. Gelet op de indicatoren en de verklaring van verdachte dat hij tweemaal eerder hennepplanten heeft gepoot, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte vanaf 1 juli 2016 tot en met 22 februari 2017 zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van elektriciteit. Het hof merkt hierbij op dat het een feit van algemene bekendheid is voor personen die in de hennepwereld verkeren dat het niet ongebruikelijk is om de stroom voor een hennepkwekerij illegaal af te tappen.
Met betrekking tot de pleegperiode ten aanzien van het onder 2 en 4 tenlastegelegde heeft het hof, evenals de rechtbank, rekening gehouden met een kweekcyclus van tien weken, met de geschatte ouderdom van de aangetroffen hennepplanten en de indicatoren.

Partiële vrijspraak

Het hof heeft, overeenkomstig de rechtbank en de advocaat-generaal, uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte bij het telen van de hennep en de diefstal van elektriciteit nauw en bewust heeft samengewerkt met een of meer anderen en zal verdachte dan ook vrijspreken van het onderdeel ‘medeplegen’.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Feit 1. primair
hij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 5 oktober 2016 tot en met 22 februari 2017 te Maarssen,
gemeente Stichtse Vecht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens)opzettelijk heeft geteeld
en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres]
)een hoeveelheid van
(in totaal
)ongeveer 564,
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, danwel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
Feit 2. primair
hij
op een of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van
6 januari1 juli 2016 tot en met 22 februari 2017 te Maarssen,
gemeente Stichtse Vecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid
stroom/elektriciteit,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [netbeheerder] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),waarbij verdachte
en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed
(eren)onder zijn
/hunbereik heeft
/hebbengebracht door middel van
braak en/ofverbreking.
Feit 4
hij
op één of meerdere tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van
10 januari1 juli 2016 tot en met 22 februari 2017 te Maarssen,
in de gemeente Stichtse Vecht, althans in Nederland,in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 van de Participatiewet, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, en dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl hij, verdachte, wist,
althans redelijkerwijze moest vermoedendat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een uitkering krachtens de Participatiewet, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk geen opgave gedaan van en
/ofverzwegen dat hij, verdachte, werkzaamheden verrichtte
(in een hennepkwekerij
)en
/ofinkomsten
en/of tegoedenhad
(uit de opbrengsten van die hennepkwekerij
).
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf, en terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn of eens anders recht op die verstrekking of tegemoetkoming danwel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De rechtbank heeft verdachte ten aanzien van het onder 1 primair, 2 primair en 4 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren alsmede tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte ten aanzien van het onder 1 primair, 2 primair en 4 tenlastegelegde te veroordelen tot dezelfde straf.
De raadsman heeft verzocht verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig heeft gemaakt aan het telen van 564 hennepplanten. Het is een feit van algemene bekendheid dat drugs ernstige schade berokkenen aan de gezondheid van de gebruikers daarvan en kunnen leiden tot ernstige verslavingsproblematiek. Bovendien gaat het gebruik van drugs vaak gepaard met andere vormen van criminaliteit. Door zijn handelen heeft verdachte hieraan bijgedragen. Daarnaast werd de elektriciteit voor de hennepkwekerij gestolen. Door zo te handelen heeft verdachte een inbreuk op de rechtsorde gemaakt en [netbeheerder] financieel nadeel berokkend. Daarnaast heeft verdachte uitkeringsfraude gepleegd door tegen de uitkeringsinstantie te verzwijgen dat hij werkzaamheden in en inkomsten uit de hennepkwekerij had. Daardoor heeft hij ten onrechte gemeenschapsgelden ontvangen.
Het hof heeft voorts gelet op het Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van
20 januari 2020 waaruit blijkt dat verdachte slechts eenmaal in 2005 in aanraking is geweest met politie en justitie en hem een transactie is opgelegd. Het hof weegt dit mee in het voordeel van verdachte.
Ten aanzien van de redelijke termijn heeft het hof geconstateerd dat in eerste aanleg sprake is van een geringe overschrijding van de redelijke termijn voor de duur van twee maanden, uitgaande van de datum van het binnentreden in het chalet van verdachte, namelijk op
22 februari 2017 en het wijzen van het vonnis op 30 april 2019. Gelet op deze geringe overschrijding en de voortvarendheid waarmee de zaak in hoger beroep is behandeld, volstaat het hof met de constatering daarvan. Wel zal het hof bij de strafoplegging rekening houden met de ouderdom van de feiten.
Bij het bepalen van de straf neemt het hof als uitgangspunt de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht waar het gaat om kweken van hennep. Op grond daarvan is in het geval er sprake is van 500 tot 1.000 planten, in beginsel een taakstraf voor de duur van 180 uren alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden geïndiceerd (bij een zogenaamde
first offender). Daar komt bij dat verdachte zich tevens schuldig heeft gemaakt aan diefstal van elektriciteit en uitkeringsfraude. Gelet echter op het aantal hennepplanten, het strafblad van verdachte, de ouderdom van de feiten en het eerder geconstateerde vormverzuim, ziet het hof in dit geval aanleiding om de straf te matigen en zal het hof zich beperken tot een strafoplegging overeenkomstig de oriëntatiepunten. Het hof acht deze straf passend en geboden. Het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf strekt er enerzijds toe de ernst van de bewezen feiten tot uitdrukking te brengen en anderzijds om te trachten verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten.

Beslag

Het hierna te noemen inbeslaggenomen voorwerp, dat nog niet is teruggegeven, behoort aan de verdachte toe. Het is bij gelegenheid van het onderzoek naar de onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 begane misdrijven aangetroffen. Het zal worden onttrokken aan het verkeer aangezien het van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit van dat voorwerp in strijd is met het algemeen belang en de wet.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 36d, 57, 227b en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
nabootsing vuurwapen, gelijkend op een Walther Nighthawk.
Aldus gewezen door
mr. I.P.H.M. Severeijns, voorzitter,
mr. J.P. Bordes en mr. M.B.T.G. Steeghs, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K. van Laarhoven, griffier,
en op 5 maart 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. M.B.T.G. Steeghs is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 5 maart 2020.
Tegenwoordig:
mr. I.P.H.M. Severeijns, voorzitter,
mr. J. van Spanje, advocaat-generaal,
mr. R. Jansen, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.