Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellante1] ,
[appellante2] ,
[appellant3] ,
[appellante4] ,
[appellant5] ,
[appellant6] ,
[appellante7] ,
[appellant8] ,
[appellante9] ,
[appellante10] ,
[appellante11] ,
1.[geïntimeerde] ,
[geïntimeerde]
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
Saldo
€ 46.920
€ 223.665,22
4.De procedure in eerste aanleg
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
‘een legaat van eenhonderd vijftig duizend euro (€ 150.000,00)’gebruikt is verwarrend. Wie haar testament leest treft zo’n legaat nergens aan. Zij gebruikt ook het onbepaalde lidwoord
‘een’voor
‘legaat’en niet het bepaalde lidwoord
‘het’of een verwijzend voornaamwoord als
‘dit’of
‘dat’of andere bewoordingen als
‘het voornoemde legaat’of
‘het hierna te noemen legaat’. Zij noemt ook niet de persoon aan wie dat legaat dan zou zijn gemaakt. Het ligt dan ook voor de hand dat zij kennelijk geen legaat wilde maken of heeft gemaakt. In zoverre volgt het hof de uitleg van [appellanten] c.s.
na aftrek van eenhonderd vijftig duizend euro (€ 150.000,00), verminderd met de daarover eventueel verschuldigde erfbelasting”.Dat erflaatster ten onrechte het woord legaat gebruikte betekent nog niet dat zij niet wenste dat op het saldo van de banktegoeden € 150.000 in aftrek zou komen. Het ligt niet voor de hand dat die woorden geen enkele zin zouden hebben. Erflaatster drukt daarmee duidelijk uit dat op het saldo van de banktegoeden een bedrag van € 150.000 en de daarover verschuldigde erfbelasting in aftrek moet worden gebracht. Daarmee wilde zij kennelijk regelen dat van het saldo van de banktegoeden € 150.000 en een bedrag ter grootte van de daarover verschuldigde erfbelasting voor haar erfgenaam [geïntimeerde] zijn en dat de rest gelijkelijk onder al haar (achter)neven en (achter)nichten moet worden verdeeld. In de hiervoor geschetste omstandigheden is geen aanknoping te vinden voor de onjuistheid van deze uitleg. De uitleg past juist goed in de omstandigheid dat erflaatster een goed contact had met haar naaste familie, dat zij woonde op de boerderij van [geïntimeerde] , de voortzetter van haar bedrijf en dat [geïntimeerde] de laatste periode van haar leven als haar mantelzorger fungeerde.
misschienwel twee keer is aangepast en dat er bij dat aanpassen iets is misgegaan waardoor de notaris de bepaling over het saldo ten onrechte niet (meer) heeft aangepast. Dat is louter speculatief en wordt niet bevestigd door de wijziging van de tekst over het saldo in het testament ten opzichte van het concept van 18 oktober 2011. Die wijziging bevestigt eerder dat erflaatster de aftrek van € 150.000 met erfbelasting nog steeds wilde en per ongeluk nog spreekt van een legaat. Nu [appellanten] c.s. op dit punt niet voldoet aan haar stelplicht zal zij niet worden toegelaten tot bewijs van die stelling.
‘een legaat’. Waarom erflaatster in plaats van een legaat voor deze weg heeft gekozen is niet komen vast te staan en zeer waarschijnlijk niet meer te achterhalen, nu zowel erflaatster als notaris Van Reijt niet meer in leven zijn. Belangrijker dan de vraag waarom erflaatster dit zo heeft gedaan is dat haar uiterste wil het zo regelt. In haar testament maakt zij anders dan staat vermeld in het concepttestament ook aan [geïntimeerde] een legaat van 1/15e van het saldo van haar banktegoeden, terwijl het legaat vrij van rechten van € 150.000 daarin niet meer voorkomt. Ook dat betekent nog niet zonder meer dat zij dan ook niet langer wilde dat [geïntimeerde] € 150.000 en de daarover verschuldigde erfbelasting uit haar banktegoeden zou krijgen. In haar testament staat immers duidelijk dat zij dat wel wilde (rov. 5.8), al heeft zij, het zij herhaald, verwarring gezaaid door de woorden
‘een legaat’te gebruiken.
“de kosten van de begrafenis (inclusief de missen) en overige kosten ten laste van mijn nalatenschap.”Erflaatster heeft geen nadere specificatie gegeven van overige kosten van de nalatenschap. Het hof is van oordeel dat deze zinsnede zo moet worden uitgelegd dat erflaatster met overige kosten de overige schulden van de nalatenschap heeft bedoeld. Het hof let daarbij op de omstandigheid dat het vermogen van erflaatster, naast de inboedel, alleen bestond uit de banktegoeden. Het hof neemt daarbij verder in aanmerking dat erflaatster kennelijk wilde dat naast € 150.000 en de daarover verschuldigde erfbelasting ook de kosten van de begrafenis en de missen en overige kosten van de nalatenschap uit de banktegoeden zouden worden betaald en dat wat ten slotte overblijft voor haar 15 (achter)neven en (achter)nichten is. Ten slotte is die uitleg ook in lijn met hetgeen erflaatster heeft bepaald over vermindering van legaten in onderdeel 2 bepaling 2. Daaraan valt te ontlenen dat erflaatster pas ruimte zag voor uitkering van deze legaten na betaling van de schulden van de nalatenschap. Tot die schulden behoren ook de legaten aan de petekinderen. [appellanten] c.s. neemt daarover wisselende en onderling tegenstrijdige standpunten in. In onderdeel 4.26 van haar memorie van grieven stelt zij dat de legaten aan de petekinderen in aftrek komen van het saldo voor de berekening van de legaten. In onderdeel 4.61 van haar memorie van grieven beweert zij het tegendeel. Ook op dit onderdeel falen de grieven van [appellanten] c.s.