Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
EDS,
advocaat: mr. J. Brakke, kantoorhoudend te Zeewolde,
2. [geintimeerde 2]wonende te [woonplaats1] ,
5. [geïntimeerde 5]
6. [geïntimeerde 6] ,wonende te [woonplaats1] ,
geïntimeerden (geïntimeerden sub 2 tot en met 6 zijn allen maten in geïntimeerde sub 1),
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk te noemen:
[geïntimeerden],
advocaat: mr. C.B. van Die, kantoorhoudend te Leusden.
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 4 februari 2020;
- de brief van mr. van Die van 3 maart 2020 met enkele opmerkingen over de inhoud van het proces-verbaal, welke echter niet van belang zijn voor de in deze zaak te nemen beslissing.
2.Het geschil en de feiten
De koopprijs bedroeg € 55.000,- exclusief btw en is door [geïntimeerden] volledig betaald.
De machine is op 29 januari 2015 aan [geïntimeerden] geleverd.
Die luidt als volgt:
3.De vordering en de beslissing in eerste aanleg
4.De vordering in hoger beroep
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
In die grieven en de daarop gegeven toelichtingen, betrekt EDS, voor zover voor de beoordeling van belang, de volgende stellingen:
a) er moet regulier jaarlijks onderhoud hebben plaatsgevonden,
De rechtbank heeft miskend dat pas op 21 september 2016, na het toen uitgevoerde onderhoud, was voldaan aan de voorwaarden a) tot en met c).
hebben niet aangetoond dat ook aan voorwaarde d) is voldaan.
Uit foto’s en het rapport van [agrarisch ingenieur] blijkt dat aan voorwaarde d) niet is voldaan.
In ieder geval had de rechtbank, als de bewijslast wel op EDS zou rusten, EDS in staat moeten stellen om nog aanvullend bewijs te leveren.
Ook zijn [geïntimeerden] tot op heden niet bereid geweest om de machine terug te leveren.
Uit een en ander volgt dat [geïntimeerden] geen aanspraak hebben op de terugkoopgarantie, in ieder geval niet vóór 21 september 2016.
(
grieven 1, 2, 3, 4 en 5)
Op grond van die afspraak kunnen [geïntimeerden] geen aanspraak maken op het terugkoopbedrag na één jaar. Als [geïntimeerden] al een beroep toekomt op de terugkoopgarantie, geldt dat zij op grond van deze afspraak hooguit aanspraak kunnen maken op het terugkoopbedrag dat geldt na twee jaar (
grief 6).
grief 7).
Het komt erop aan of de terugkoopgarantie zo moet worden uitgelegd dat [geïntimeerden] daarop pas aanspraak kunnen maken als is voldaan aan de voorwaarden die in de terugkoopgarantie worden genoemd, of dat [geïntimeerden] aanspraak hebben op die terugkoopgarantie tenzij mocht blijken dat niet aan die voorwaarden is voldaan. Bij de eerste uitleg rust de bewijslast op [geïntimeerden] en bij de tweede op EDS.
De bewoordingen van de terugkoopgarantie duiden op de tweede uitleg. In de terugkoopgarantie wordt in één zin vermeld: “deze afschrijving is enkel geldig, mits het reguliere jaarlijks onderhoud plaatsvindt door een Dairymaster erkende dealer, originele Dairymaster onderdelen worden toegepast en de MobiStar in goede technische staat retour wordt opgeleverd”, terwijl in de daarop volgende zin wordt bepaald dat als blijkt dat aan die voorwaarde niet is voldaan EDS zich het recht voorbehoudt om van terugkoop af te zien. Voor de hand ligt om aan te nemen dat het begrip “voorwaarde” in de laatste zin terug slaat op de gehele voorgaande zin, en dus ziet op al de daarin genoemde voorwaarden. Correspondentie tussen partijen bevestigt de uitleg dat het aan EDS is om aan te tonen dat aan de voorwaarden niet is voldaan: in de e-mail van 1 februari 2016 geeft de heer [Alg. directeur] aan dat het aan EDS is om een technisch onderzoek te laten verrichten om vast te stellen of de machine in technisch goede staat verkeert. EDS heeft dat onderzoek vervolgens ook laten verrichten (door de heer [agrarisch ingenieur] ).
Omstandigheden die pleiten voor de eerste uitleg zijn het hof niet gebleken. Op EDS rust dus niet alleen de stelplicht, maar ook de bewijslast van haar stelling dat niet is voldaan aan de voorwaarden van de terugkoopgarantie.
Het hof stelt vast dat op 3 november 2015 nog geen jaar was verstreken na het in gebruik nemen van de MobiStar door [geïntimeerden] Verder staat vast dat in de eerste periode na de aflevering daaraan nog verschillende werkzaamheden zijn verricht door Agri-Tec, en dat dit een Dairymaster erkende dealer is. Aangenomen mag worden dat als bij die werkzaamheden onderdelen zijn vervangen, originele Dairymaster onderdelen zullen zijn gebruikt. Dat dit in dit geval anders is geweest is niet gemotiveerd gesteld en gebleken.
EDS heeft nog wel aangevoerd dat onderhoud feitelijk vaker dan één keer jaar diende plaats te vinden. Tijdens de comparitie in hoger beroep heeft zij toegelicht dat onderhoud eigenlijk dient te geschieden om de 2500 melkingen, wat in het geval van [geïntimeerden] zou neerkomen op onderhoud om de 75 dagen.
Daarmee dient het er voor te worden gehouden dat op 3 november 2015 was voldaan aan de onderhoudsvoorwaarden.
Het hof ziet niet in dat dergelijke werkzaamheden betrekking hebben op (het verbeteren van) de technische staat van de installatie. Zij zien veeleer op gebruikelijke werkzaamheden die verricht dienen te worden voordat de MobiStar weer gereed is voor nieuwe verkoop/verhuur. Dat die werkzaamheden nodig zijn betekent nog niet dat de MobiStar technisch niet in een goede staat verkeerde.
Daarbij wordt voor de volledigheid nog opgemerkt dat voor zover uit het rapport van [agrarisch ingenieur] moet worden afgeleid dat de MobiStar in november 2016 onderhoud behoefde, EDS geen opnamerapport of foto’s heeft overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat machine al in november 2015 in een slechtere onderhoudstoestand verkeerde dan toen zij na levering en uitvoering van de door EDS opgedragen werkzaamheden door [geïntimeerden] in gebruik werd genomen, afgezien van enige roestvorming door tijdsverloop en slijtage door normaal gebruik. Uit het rapport en uit foto’s (van december 2015) kan dus ook niet worden afgeleid dat [geïntimeerden] nalatig zijn geweest in het onderhoud van de melkinstallatie.
Het hof ziet evenmin aanleiding om in te gaan op het verzoek van EDS om haar nog de gelegenheid te bieden tot aanvullende bewijslevering. Op dat punt heeft EDS haar aanbod in hoger beroep overigens ook onvoldoende gespecificeerd; zij heeft niet concreet aangegeven van welke feiten en op welke wijze zij aanvullend bewijs zou willen leveren.
Naar het hof begrijpt beoogt EDS hiermee aan te voeren dat [geïntimeerden] geen aanspraak kunnen maken op terugbetaling van de koopsom, omdat zij geen medewerking willen verlenen aan hun daartegenover staande verplichting om de MobiStar terug te leveren. EDS gaat er daarbij aan voorbij dat [geïntimeerden] inmiddels beschikken over een executoriale titel die hen onvoorwaardelijk aanspraak geeft op betaling door EDS.
Een voorwaarde tot (eerst) teruglevering van de machine kan EDS daar nu niet alsnog aan verbinden. Dat neemt niet weg dat als de in eerste aanleg uitgesproken veroordeling in hoger beroep stand houdt, op [geïntimeerden] wel de verplichting rust om de MobiStar terug te leveren aan EDS zodra EDS aan haar betalingsverplichting heeft voldaan.
Uit de stellingen van [geïntimeerden] in deze procedure leidt het hof overigens af dat zij weldegelijk bereid is tot teruggave van de MobiStar, maar dat wantrouwen tussen partijen aan het maken van afspraken daarover in de weg staat, zolang geen duidelijkheid is verkregen over de afloop van de onderhavige procedure. Hiermee faalt ook grief 7.
Rest nog te beoordelen op terugbetaling van welk bedrag [geïntimeerden] op grond van die terugkoopgarantie aanspraak hebben.
EDS beroept zich er echter op dat in aanvulling op de regeling, zoals die op papier staat, partijen mondeling hebben afgesproken dat [geïntimeerden] pas na verloop van twee jaar een beroep zouden kunnen doen op de terugkoopgarantie. Om die reden, zo heeft EDS haar stelling tijdens de comparitie verduidelijkt, hebben [geïntimeerden] alleen aanspraak op terugbetaling van het bedrag dat geldt na twee jaar. [geïntimeerden] hebben op zichzelf niet betwist dat als een dergelijke afspraak zou zijn gemaakt, zij inderdaad alleen aanspraak hebben op terugbetaling van dat bedrag. Zij betwisten echter wel uitdrukkelijk dat die afspraak is gemaakt. Volgens hen is helemaal niet gesproken over een termijn van twee jaar.
EDS beroept zich ter onderbouwing van haar stelling op een schriftelijke verklaring van haar toenmalige verkoper, de heer [verkoper] . In die verklaring (productie 3 bij conclusie van antwoord) schrijft [verkoper] , voor zover van belang:
In het licht van de uitdrukkelijke ontkenning van [geïntimeerden] dat de gestelde afspraak
6.De beslissing
mr. O.E. Mulder, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan het Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden en wel op een nader door deze vast te stellen dag en tijdstip;
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zal opgeven op de
roldatum 21 april 2020,waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;