Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de spoed uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de bestreden beschikkingen van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland van 13 december 2019 en 6 januari 2020 aangevochten. De kinderrechter had de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming Noord, machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor (crisis)pleegzorg. De moeder verzocht het hof om deze beschikkingen te vernietigen en de uithuisplaatsing onrechtmatig te verklaren.
Het hof heeft de feiten en het verloop van de procedure in eerste aanleg en hoger beroep in overweging genomen. De moeder is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling, maar was vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. R.W. de Gruijl. De GI heeft verweer gevoerd en verzocht om bekrachtiging van de bestreden beschikkingen. Het hof heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen waren over de veiligheid van [de minderjarige] in de thuissituatie bij de moeder, die ook te maken hadden met haar psychische gesteldheid.
De beoordeling van de uithuisplaatsing is gedaan aan de hand van de criteria uit het Burgerlijk Wetboek. Het hof heeft geconcludeerd dat de gronden voor de (spoed)uithuisplaatsing aanwezig waren en dat de GI zorgvuldig heeft gehandeld in het belang van [de minderjarige]. De ontwikkeling van [de minderjarige] na de uithuisplaatsing is positief, wat de zorgen over zijn welzijn in de thuissituatie bij de moeder onderstreept. Het hof heeft de bestreden beschikkingen bekrachtigd, waarbij het belang van [de minderjarige] voorop stond.