In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 500,-, te vervangen door 10 dagen hechtenis, wegens het gebruik van een jachtgeweer op gronden die niet voldeden aan de vereisten van de Wet natuurbescherming. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting op 11 maart 2020 heeft het hof de zaak behandeld, waarbij de advocaat-generaal heeft gepleit voor bevestiging van het vonnis van de politierechter. De verdediging heeft betoogd dat het gebruik van het geweer enkel plaatsvond in het kader van schadebestrijding en dat er een ontheffing zou zijn verleend door de provincie. Het hof heeft echter geoordeeld dat het verbod om een geweer te gebruiken op gronden die niet aan de afmetingseisen voldoen, niet beperkt is tot de jacht, maar ook geldt voor schadebestrijding. Het hof heeft vastgesteld dat de gronden waarop de verdachte het geweer gebruikte, niet voldeden aan de eis van een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 40 hectare. De verdachte is uiteindelijk schuldig bevonden aan het medeplegen van overtreding van artikel 3.26 van de Wet natuurbescherming, en het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan. De strafoplegging van een geldboete van € 500,- is bevestigd, maar vervangen door 10 dagen hechtenis, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de omstandigheden van de verdachte, waaronder een blanco strafblad.