In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, een rechtspersoon, was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 2000,- waarvan € 1000,- voorwaardelijk, wegens het niet voorhanden hebben van een begeleidingsbrief bij het vervoer van bedrijfsafvalstoffen, specifiek UCO. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting op 11 maart 2020 heeft het hof de zaak behandeld, waarbij de advocaat-generaal de bevestiging van het vonnis heeft gevorderd. De verdediging heeft betoogd dat de verdachte heeft gehandeld conform de situatie, aangezien de beoogde ontvanger de afvalstoffen had geweigerd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 8 maart 2017 niet voldeed aan de verplichting om een begeleidingsbrief aanwezig te hebben bij het vervoer van de afvalstoffen. Het hof oordeelde dat de wet niet voorziet in een duidelijke regeling voor situaties waarin een afvalstof wordt geweigerd, maar dat de verdachte had kunnen voldoen aan de regelgeving door een nieuwe begeleidingsbrief op te stellen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een geldboete van € 2000,-, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de bijzondere omstandigheden van de zaak en de inspanningen van de verdachte om te handelen in overeenstemming met de wet.