In dit geval heeft [appellant] in eerste aanleg correspondentie overgelegd tussen zijn adviseur [C] en toenmalig directeur en statutair bestuurder [B] van Olijslager. Op 23 augustus 2010 schreef [C] aan [B] dat overname akkoord was op de volgende voorwaarden:
1. salaris conform pro forma loonstrook; 2. volledige overname activa en passiva van Stuc Shop Emmen; 3. € 50.000,- per 1 februari 2010 op de rekening van [appellant] .
Dit voorstel is niet aanvaard. Op 30 augustus 2010 reageerde [B] dat hij
“met onderstaande inzet van jullie kant feitelijk geen 100.000 Euro goodwill[kan]
verantwoorden. Da’s teveel.”[B] steekt in op de arbeidsovereenkomst en overname van activa tegen boekwaarde met een in termijnen te betalen plus over de activa van € 50.000,-.
Het hof duidt dit bod van [B] aan als tegenbod 1.
Daarna heeft [B] op 13 september 2010 een aanbod gedaan dat hij zelf bijzonder vindt, omdat het gaat om een forse prijs voor een (nog) niet winstgevend bedrijf met een negatief eigen vermogen, maar het gaat om
“de naam/het concept en het binnen onze gelederen krijgen van een ondernemende, betrouwbare en plezierige commerciële man.”
Het aanbod luidt:
“Uitgangspunt is een overname, waarbij materieel vast actief overgaat tegen boekwaarde met een verhoging van 20.000 Euro. Debiteuren en schulden nemen we niet over.
Vanaf overnamedatum 12 maanden lang 2.000 Euro per maand management fee vanuit de EZ Stuc Shop Emmen gefactureerd aan Olijslager Verf BV.
Vanaf 2011 jaarlijkse winstuitkering ad 50% over de winst voor belasting, en na financiele baten en lasten, totdat cumulatief 75.000 Euro winstuitkering is bereikt. Geen doorberekening overhead tot en met 2014, met een limiet op 75.000 Euro winstuitkering.
Na het behalen van de 75.000 Euro winstuitkering (hoe eerder hoe beter), gaan we over tot een jaarlijkse 10% winstuitkering met een maximum van twee bruto-maandsalarissen. Dit is relatief hoog binnen ons bedrijf, maar kunnen we wel verantwoorden.”
[B] durft te stellen dat dit een ‘offer you can’t refuse’ is en hij ziet uit naar samenwerking en een snelle groei van het aantal Stuc Shop vestigingen. Het hof noemt dit: tegenbod 2.