De moeder voert het volgende aan. De vader heeft [de minderjarige2] bij zijn geboorte niet erkend. Daardoor stond [de minderjarige2] bij de geboorte uitsluitend in een familierechtelijke betrekking tot de moeder en heeft hij haar achternaam gekregen. Nu een gezamenlijke naamkeuze van partijen ontbreekt dient [de minderjarige2] volgens de moeder haar naam te houden.
De wet biedt volgens de moeder niet de mogelijkheid om bij vervangende toestemming tot erkenning de geslachtsnaam van een kind te wijzigen in die van de vader als de ouders daarover geen overeenstemming hebben.
Volgens de moeder is het uitgangspunt van eenheid van naam niet bedoeld voor gevallen als deze waarin het tweede kind van partijen nooit onderdeel heeft uitgemaakt van het gezin met de vader en de moeder samen. Ook is wijziging van de geslachtsnaam van een kind vanwege het beginsel van eenheid van naam volgens de moeder achterhaald, nu er veel samengestelde gezinnen zijn waarbinnen ook geen eenheid is van naam, evenals bij samenwoners. Het is niet meer vanzelfsprekend dat kinderen de achternaam van de vader hebben of dat alle kinderen dezelfde achternaam hebben.
De moeder vindt het wenselijk dat [de minderjarige2] binnen het huidige eenoudergezin van de moeder zijn huidige geslachtsnaam blijft houden. Zij acht een naamswijziging in strijd met de belangen van [de minderjarige2] . In het algemeen geldt volgens haar dat een naamswijziging van verstrekkender aard is dan het verlenen van vervangende toestemming voor erkenning. Zij vindt dat de rechtbank lichtvaardig heeft besloten tot naamswijziging en de gevolgen daarvan heeft afgezwakt. De geslachtsnaam voert terug op de afstamming en op de identiteit van [de minderjarige2] . Wijziging daarvan kan een verandering van de beleving van die identiteit met zich meebrengen. Dat [de minderjarige2] nog jong is, is volgens de moeder onvoldoende reden om te concluderen dat hij geen last zal hebben van de naamswijziging.
[de minderjarige2] is gehecht aan de moeder, zijn identiteit wordt gevormd door zijn band met de moeder en haar familie, welke band ook tot uiting komt in zijn huidige achternaam. De moeder is de meest bestendige persoon in het leven van [de minderjarige2] , dit mag wat betreft haar ook doorklinken in zijn naam. Het is in het belang van [de minderjarige2] dat hij zich kan identificeren met de moeder. De moeder vreest dat de wijziging van de geslachtsnaam [de minderjarige2] zal belemmeren in zijn evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling. De moeder meent dat dit zwaarder weegt dan het belang van de vader en/of de eenheid binnen het gezin.
Ten slotte voert de moeder aan dat ook zij belang heeft bij het ongewijzigd laten van de geslachtsnaam van [de minderjarige2] . Doordat [de minderjarige1] de geslachtsnaam van de vader voert wordt de moeder steeds geconfronteerd met de negatieve wijze van uiteengaan van partijen en de conflicten die sindsdien zijn ontstaan. De vader draagt niet bij in het levensonderhoud van [de minderjarige2] . Door wijziging van de geslachtsnaam wordt het recht van de moeder op het doorgeven van haar geslachtsnaam achtergesteld bij dat van de vader, zonder dat daarvoor voldoende rechtvaardiging bestaat.
Erkenning leidt niet van rechtswege tot verkrijging van de achternaam van de vader. Het enkele feit dat de vader nu een rol speelt in het leven van [de minderjarige2] en dat [de minderjarige2] recht en belang heeft te weten van wie hij afstamt maakt niet dat geslachtsnaamswijziging gerechtvaardigd is.
Niet wijzigen van de geslachtsnaam zal volgens de moeder voor de vader nauwelijks gevolgen hebben.