In deze zaak gaat het om een geschil tussen de vennootschap onder firma Manege Rusthof en de besloten vennootschap Grondbank B.V. over een baggerdepotovereenkomst. De manege heeft in hoger beroep gevorderd dat het vonnis van de kantonrechter van 13 september 2017 wordt vernietigd en dat Grondbank wordt veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 168.901,80, alsook tot het verwijderen van vervuilde bagger die op haar percelen is gestort. Grondbank heeft in incidenteel hoger beroep de grieven van de manege bestreden en verzocht om veroordeling in de proceskosten.
De procedure is gestart met een dagvaarding in hoger beroep op 12 december 2017, gevolgd door verschillende memorie's en pleidooien. De kern van het geschil draait om de vraag of Grondbank de overeenkomst is nagekomen, waarbij de manege stelt dat de bagger die is gestort verontreinigd was, terwijl Grondbank aanvoert dat de bagger voldeed aan de normen voor verspreidbare bagger. Het hof heeft de Haviltexmaatstaf toegepast om te bepalen wat partijen zijn overeengekomen over de kwaliteit van de bagger.
Het hof oordeelt dat de manege niet redelijkerwijs mocht verwachten dat er uitsluitend schone bagger zou worden gestort, aangezien bagger per definitie enige verontreiniging met zich meebrengt. De vordering van de manege om alle bagger te verwijderen wordt afgewezen, evenals de vordering tot schadevergoeding. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt de manege in de kosten van het hoger beroep.