In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van een moeder over haar twee kinderen, [kind 1] en [kind 2]. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.S. Pot, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland, waarin haar gezag was beëindigd en de GI tot voogd was benoemd. De kinderen waren sinds 15 maart 2017 uit huis geplaatst en woonden in een gezinshuis. Het hof heeft de procedure in hoger beroep volledig opnieuw beoordeeld, waarbij het belang van de kinderen voorop stond.
De moeder was het niet eens met de beslissing van de kinderrechter en verzocht het hof om de eerdere beschikking te vernietigen. De raad voor de kinderbescherming, als verweerder, vroeg het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen. Het hof oordeelde dat de moeder op dat moment niet in staat was om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van haar kinderen te dragen. De kinderen hadden behoefte aan stabiliteit en continuïteit in hun opvoedingssituatie, wat niet mogelijk was met de moeder als opvoeder.
Het hof concludeerde dat de rechtbank een juiste beslissing had genomen en dat de beëindiging van het gezag van de moeder noodzakelijk was. De moeder zou niet meer verantwoordelijk zijn voor de opvoeding van de kinderen, maar zou wel op de hoogte gehouden worden van belangrijke beslissingen die door de voogd genomen werden. De beslissing van het hof bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en benadrukte het belang van een stabiele omgeving voor de kinderen.