In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 maart 2020 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte, geboren in Indonesië in 1973, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerder vonnis van 26 juni 2019. Het hof heeft het onderzoek op de terechtzittingen van 17 december 2019 en 18 februari 2020 in aanmerking genomen, evenals het onderzoek in eerste aanleg. De raadsvrouw van de verdachte heeft verschillende onderzoekswensen ingediend, waaronder het horen van getuigen. Het hof heeft besloten dat bepaalde getuigen, die in de zaken tegen medeverdachten zijn gehoord, ook in de zaak tegen de verdachte moeten worden gehoord. Dit betreft onder andere getuigen die eerder onvindbaar waren.
Het hof heeft echter ook verzoeken van de raadsvrouw afgewezen, zoals het horen van getuigen die in andere strafzaken zijn gehoord, omdat de noodzaak daartoe niet is aangetoond. Het hof heeft de zaak verwezen naar de raadsheer-commissaris voor het horen van getuigen en heeft alle procespartijen opgedragen zich in te spannen om de verblijfplaatsen van de getuigen te achterhalen. Het onderzoek ter terechtzitting is geschorst voor een periode van maximaal drie maanden, met de verplichting om de verdachte tijdig op te roepen voor de volgende zitting. Dit tussenarrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffiers en is openbaar gemaakt.