ECLI:NL:GHARL:2020:2261

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 maart 2020
Publicatiedatum
16 maart 2020
Zaaknummer
21-003591-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest in onderzoek Bosnië met betrekking tot getuigenverzoeken en technisch onderzoek aan bedrijfsdata

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, betreft het een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte, geboren in 1977 op de Nederlandse Antillen, is in detentie en heeft samen met de officier van justitie hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 26 juni 2019. Het hof heeft de zaak behandeld op de zittingen van 17 december 2019 en 18 februari 2020, waarbij het hof kennisnam van de argumenten van de verdachte en zijn raadsman, mr. A.S. van der Biezen, evenals van de advocaten-generaal.

De raadsman heeft verschillende getuigenverzoeken ingediend, waaronder verzoeken om getuigen te horen die mogelijk informatie hebben over de liquidatie van een slachtoffer. Het hof heeft de verzoeken tot het horen van getuigen [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3], [getuige 5], [getuige 6] en [getuige 7] toegewezen, maar heeft het verzoek om [getuige 4] te horen afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat deze getuige relevante informatie kon verschaffen.

Daarnaast heeft de verdediging verzocht om technisch onderzoek aan de bedrijfsdata, maar het hof heeft dit verzoek afgewezen, omdat niet is aangetoond dat de politie onbeperkte toegang had tot deze data en omdat de verdediging niet voldoende onderbouwd heeft waarom verder onderzoek noodzakelijk zou zijn. Het hof heeft ook verzoeken om deskundigen te horen afgewezen, omdat de verdediging niet voldoende feiten heeft aangedragen die de noodzaak van deze verzoeken onderbouwen. De zaak is geschorst tot 11 mei 2020, met de opdracht aan alle procespartijen om de verblijfplaatsen van de getuigen te achterhalen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003591-19
Uitspraak d.d.: 12 maart 2020
TEGENSPRAAK
Tussenarrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Badhoevedorp,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van
26 juni 2019 met parketnummer 05-780092-17 in de strafzaak tegen
[detentie],
geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedag] 1977,
thans verblijvende in [detentie] .
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 17 december 2019 en 18 februari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van wat door verdachte en zijn raadsman, mr. A.S. van der Biezen, naar voren is gebracht.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van wat door de advocaten-generaal naar voren is gebracht.

Getuigenverzoeken

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bij appelschriftuur van 6 december 2019 verzocht om de volgende personen als getuigen te horen:
[getuige 1] ;
[getuige 2] ;
[getuige 3] ;
[getuige 4] ;
[getuige 5] ;
[getuige 6] (medeverdachte);
[getuige 7] (medeverdachte).
De raadsman heeft bovengenoemde getuigenverzoeken ter terechtzitting van 17 december 2019 gehandhaafd en nader toegelicht.
Ter onderbouwing van het verzoek om [getuige 1] als getuige te horen, heeft de raadsman aangevoerd dat zich aanwijzingen in het dossier bevinden dat [getuige 1] informatie heeft doorgegeven over [slachtoffer] aan de uitvoerders van diens liquidatie. De raadsman heeft hierbij verwezen naar de […] -melding van 14 november 2016 op pagina 632 van het dossier [naam dossier] . De verdediging wil [getuige 1] als getuige horen om hem te confronteren met de informatie uit deze […] -melding.
De raadsman wil de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] horen over de gang van zaken en de beveiliging met betrekking tot de [bedrijfsdata] . Ter onderbouwing van het verzoek om [getuige 4] als getuige te horen, heeft de raadsman aangevoerd dat hij de beheerder van de serveromgeving van [bedrijf] in Canada was en daarmee bij uitstek degene die onbeperkt toegang had tot de [bedrijfsdata] . Volgens de raadsman heeft [getuige 4] eveneens wetenschap van de werkzaamheden aan die data, het beheer van die data alsmede de gang van zaken bij het in beslag nemen daarvan. Ten aanzien van de getuige [getuige 5] heeft de raadsman naar voren gebracht dat hij onder de naam “ [naam] ” nauw betrokken is geweest bij het technisch onderhoud van de [bedrijfsdata] en dat hij bij uitstek de persoon is om nadere informatie te geven over de beveiliging van die data, wie er toegang tot die data had en over - onder meer - het retentiebeleid en de manipuleerbaarheid van die data.
De verdediging wenst de medeverdachten [getuige 6] en [getuige 7] te bevragen over de belastende [bedrijfsberichten] die aan verdachte worden toegeschreven.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaten-generaal hebben zich op het standpunt gesteld dat de verzoeken tot het horen van [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] moeten worden afgewezen. Ten aanzien van de getuige [getuige 1] heeft het openbaar ministerie aangevoerd dat uit niets blijkt dat hij betrokken is geweest bij de moord op [slachtoffer] en dat er daarom geen noodzaak is om hem te horen. Met betrekking tot de verzoeken om [getuige 2] en [getuige 3] als getuigen te horen, hebben de advocaten-generaal opgemerkt dat er wel een belang is voor de verdediging om hen te horen, maar dat niet valt te verwachten dat deze getuigen binnen een aanvaardbare termijn kunnen worden gehoord omdat hun verblijfplaats niet bekend is. Ten aanzien van [getuige 4] is door het openbaar ministerie naar voren gebracht dat de verdediging geen belang heeft bij het horen van deze getuige.
Het openbaar ministerie heeft zich niet verzet tegen toewijzing van de verzoeken tot het horen van [getuige 5] , [getuige 6] en [getuige 7] als getuigen.
Oordeel van het hof
Het hof stelt allereerst vast dat - anders dan de raadsman heeft betoogd - alle hiervoor genoemde getuigenverzoeken beoordeeld moeten worden aan de hand van het noodzakelijkheidscriterium. Het hof is van oordeel dat het noodzakelijk is om de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 5] , [getuige 6] en [getuige 7] te horen. Deze getuigenverzoeken zullen daarom worden toegewezen.
Met betrekking tot de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] overweegt het hof dat in eerste aanleg al is geprobeerd om deze getuigen te horen, maar dat dit toen niet is gelukt omdat zij onvindbaar bleken te zijn. Omdat de verblijfplaats van deze getuigen, ondanks recent nieuw onderzoek, nog steeds niet bekend is, heeft het hof thans niet zonder meer de verwachting dat [getuige 2] en [getuige 3] tijdens de procedure in hoger beroep binnen een aanvaardbare termijn kunnen worden gehoord. Omdat deze getuigen in eerste aanleg zijn toegewezen, het openbaar ministerie op zich het belang van het horen van deze getuigen onderkent en omdat er in hoger beroep ook nog andere getuigen gehoord moeten worden waarmee de nodige tijd gemoeid zal zijn, zal het hof ook in deze zaak opdracht geven tot het laten horen van [getuige 2] en [getuige 3] als getuigen. Om onevenredige vertraging van de afdoening van de strafzaak te voorkomen, stelt het hof hierbij de voorwaarde dat de verhoren van deze getuigen bij de raadsheer-commissaris alleen doorgang zullen vinden als deze binnen een aanvaardbare termijn kunnen plaatsvinden. Het hof verwacht dat alle procespartijen zich zullen inspannen om de verblijfplaatsen van de genoemde getuigen te achterhalen en dat zij eventuele nadere informatie hierover zo spoedig mogelijk doorgeven aan het kabinet van de raadsheer-commissaris.
Over de getuige [getuige 5] merkt het hof op dat hij weliswaar ook in eerste aanleg als getuige is gehoord door de rechter-commissaris, maar dat hij zich destijds heeft beroepen op zijn verschoningsrecht. Het hof zal het verzoek om deze getuige te horen toewijzen en daartoe de zaak verwijzen naar de raadsheer-commissaris. Het hof geeft de raadsheer-commissaris in overweging voorafgaand aan de oproeping van deze getuige te onderzoeken, of contact op te nemen met de advocaat van deze getuige, om te vernemen of de getuige al dan niet opnieuw een beroep zal doen op zijn verschoningsrecht.
Daarnaast is het hof ambtshalve van oordeel dat [getuige 8] ook in deze zaak als getuige moet worden gehoord bij de raadsheer-commissaris, nu deze getuige wordt gehoord in de zaken tegen de medeverdachten.
Voor wat betreft het verzoek om [getuige 4] als getuige te horen, overweegt het hof het volgende. Volgens de verdediging was [getuige 4] de beheerder van de serveromgeving van [bedrijf] in Canada en daarmee bij uitstek degene die onbeperkt toegang had tot de [bedrijfsdata] . In deze hoedanigheid zou [getuige 4] ook wetenschap hebben van de werkzaamheden aan die data, het beheer van die data alsmede de gang van zaken bij het in beslag nemen daarvan. Het hof stelt op grond van de inhoud van het strafdossier vast dat [getuige 4] uitsluitend de serveromgeving van [bedrijf] heeft verhuurd. Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, blijkt uit niets dat hij als verhuurder van deze serverruimte daadwerkelijk toegang heeft gehad tot de [bedrijfsdata] . Daarom is de noodzaak om [getuige 4] als getuige te horen niet gebleken en zal dit getuigenverzoek worden afgewezen.

Overige verzoeken

1. Het verrichten van technisch onderzoek aan de [bedrijfsdata]

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bij appelschriftuur verzocht om technisch onderzoek te mogen doen met betrekking tot de [bedrijfsdata] om de betrouwbaarheid en de authenticiteit van die data te kunnen betwisten. De verdediging wil in het geheel aan [bedrijfsdata] kunnen zoeken naar - onder meer - aanknopingspunten ter onderbouwing van het alternatieve scenario dat (ook) iemand anders dan verdachte informatie over [slachtoffer] heeft doorgegeven.
De raadsman heeft dit verzoek ter terechtzitting van 17 december 2019 gehandhaafd en nader toegelicht. Volgens de raadsman hebben de opsporingsteams in de onderzoeken [naam onderzoek 1] en [naam onderzoek 2] onbeperkte toegang gehad tot het geheel aan [bedrijfsdata] en is het moeilijk voorstelbaar dat relevante informatie uit deze data niet is gedeeld met collega’s die zich bezighielden met de onderzoeken Bosnië en [naam dossier] . Daarom moet de verdediging, gelet op het beginsel van “equality of arms”, ook in de gelegenheid worden gesteld om in het geheel aan [bedrijfsdata] te mogen zoeken, net zoals de politie en justitie hebben kunnen doen. Ter zitting van het hof heeft de raadsman verder kenbaar gemaakt dat hij zelfstandig en zonder beperkingen met alle mogelijke zoektermen wil kunnen zoeken in de [bedrijfsdata] . Hij heeft voorgesteld dat de resultaten die uit de zoekopdrachten voortvloeien, eerst worden voorgelegd aan de raadsheer-commissaris en dat het openbaar ministerie vervolgens gemotiveerd mag aangeven welke resultaten niet aan de verdediging mogen worden verstrekt. De raadsheer-commissaris mag in de visie van de raadsman uiteindelijk beslissen welke resultaten wel en welke niet aan hem worden voorgelegd.
Standpunt van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie heeft expliciet betwist dat de onderzoeksteams in Bosnië en [naam dossier] onbeperkte toegang hebben gehad tot de volledige [bedrijfsdata] . In 2016 is een rechtshulpverzoek gedaan aan Canada om toegang te krijgen tot gegevens en dit verzoek is gehonoreerd voor vier onderzoeken, waaronder de onderzoeken [naam onderzoek 1] en [naam onderzoek 2] . In beginsel hadden de onderzoeksteams in die onderzoeken onbeperkte toegang tot de volledige [bedrijfsdata] , maar zij hebben die mogelijkheid nooit benut. Buiten de hiervoor genoemde vier onderzoeken is de toegang tot de [bedrijfsgegevens] beperkt en gebonden aan voorwaarden. Dat was ook het geval in de onderzoeken Bosnië en [naam dossier] , waarbij de rechter-commissaris heeft gefungeerd als “poortwachter” bij het indienen van verzoeken. Zoektermen zijn telkens eerst ter goedkeuring voorgelegd aan de rechter-commissaris. Alleen na een door de rechter-commissaris afgegeven machtiging mocht in de [bedrijfsdata] worden gezocht met deze goedgekeurde zoektermen. Concrete informatie uit bepaalde onderzoeken is nooit zomaar gedeeld met andere onderzoeksteams. Hooguit werd men attent gemaakt op het bestaan van bepaalde informatie, waarna bij de rechter-commissaris een verzoek kon worden gedaan om daar toegang tot te krijgen. Het openbaar ministerie concludeert dat de verdediging dezelfde mogelijkheden heeft gekregen als de politie en dat er geen aanwijzingen zijn gevonden voor malversatie.
Het openbaar ministerie heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de raadsman wel in de [bedrijfsdata] mag zoeken, maar dat hij dan van tevoren zoektermen moet opgeven waarover het openbaar ministerie zich eerst moet kunnen uitlaten. Vervolgens moet een rechter - bijvoorbeeld een raadsheer-commissaris - beslissen of een zoekterm wordt goedgekeurd of niet. Het openbaar ministerie wil ook in staat worden gesteld om de zoekresultaten eerst te bekijken voordat deze aan de verdediging worden verstrekt. De tussenkomst van het openbaar ministerie is - onder meer - noodzakelijk om geheimhoudersgesprekken niet bij de verdediging terecht te laten komen. De raadsman mag desgewenst, in aanwezigheid van het openbaar ministerie, bij het NFI onderzoek doen in de dataset. Het openbaar ministerie heeft verder de wens kenbaar gemaakt dat er een raadsheer-commissaris aanwezig is als dit onderzoek wordt gedaan.
Oordeel van het hof
Het hof stelt allereerst vast dat het verzoek van de verdediging om technisch onderzoek te mogen doen aan de [bedrijfsdata] moet worden beoordeeld aan de hand van het noodzakelijkheidscriterium.
Aan dit verzoek heeft de verdediging de stelling ten grondslag gelegd dat de politie in de onderzoeken [naam onderzoek 1] en [naam onderzoek 2] volledige en onbeperkte toegang heeft gehad tot alle [bedrijfsdata] en dat de opsporingsteams die zich bezighielden met deze onderzoeken vermoedelijk relevante informatie hebben gedeeld met de opsporingsteams in de onderzoeken Bosnië en [naam dossier] . Het openbaar ministerie heeft expliciet betwist dat dit het geval is geweest. In het licht van deze uitgebreid gemotiveerde en met stukken onderbouwde betwisting - waarvan de inhoud hiervoor samengevat is weergegeven onder het standpunt van het openbaar ministerie - is het hof van oordeel dat voornoemde stelling van de verdediging onvoldoende aannemelijk is geworden. Met andere woorden: op geen enkele wijze is gebleken dat de onderzoeksteams in de onderzoeken Bosnië en [naam dossier] - direct dan wel indirect - onbeperkte en volledige toegang hebben gehad tot de [bedrijfsdata] . Anders dan de verdediging stelt, is dus geen sprake van een schending van het beginsel van “equality of arms”.
Het hof stelt verder vast dat niet is gebleken dat de opsporingsteams informatie aan aanvragen van machtigingen bij de rechter-commissaris ten grondslag hebben gelegd die niet op rechtmatige wijze is verkregen via reguliere opsporingsmethodes. De herkomst van de gebruikte informatie is telkens te herleiden en er is alleen gezocht in de [bedrijfsdata] met goedgekeurde zoektermen na een door de rechter-commissaris afgegeven machtiging. De opsporingsteams in de onderzoeken Bosnië en [naam dossier] hebben zich dus gehouden aan de voorwaarden zoals deze zijn bepaald door de Canadese rechter.
Verder heeft het hof geconstateerd dat de verdediging in eerste aanleg al in de gelegenheid is gesteld om bij het NFI te zoeken in de [bedrijfsdata] . De verdediging heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. In hoger beroep heeft de raadsman desgevraagd geen concrete zoektermen - die verband houden met de tenlastegelegde feiten - opgegeven waarmee hij in de databank van [bedrijf] wil zoeken. Ook heeft hij niet gemotiveerd aangegeven waarom het onderzoek in de [bedrijfsdata] dat de verdediging in eerste aanleg al heeft gedaan onvoldoende is geweest. Met andere woorden: de verdediging heeft niet concreet onderbouwd op welke wijze zij nog wil zoeken in de [bedrijfsdata] . Mede gelet op het voorgaande, is het hof van oordeel dat de door de verdediging voorgestelde zoekoperatie in de [bedrijfsdata] om aanknopingspunten ter onderbouwing van het door de verdediging geschetste alternatieve scenario te vinden een “fishing expedition” betreft.
Gelet op al het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof niet gebleken van de noodzaak om het verzoek van de raadsman om (nader) technisch onderzoek te mogen doen aan de [bedrijfsdata] toe te wijzen. Het hof wijst dit verzoek daarom af.
Ter zitting van het hof van 17 december 2019 heeft de raadsman een procedure voorgesteld hoe het nadere onderzoek in de [bedrijfsdata] zou kunnen plaatsvinden. Deze door de verdediging voorgestelde procedure - zoals deze hiervoor kort is beschreven onder het standpunt van de verdediging - maakt voornoemd oordeel van het hof niet anders, nu de raadsman onvoldoende heeft gemotiveerd op welke wijze en met het oog waarop hij in de [bedrijfsdata] wil zoeken.

2. Horen van de getuige-deskundige Graus dan wel het doen opstellen van een deskundigenbericht door hem en onderzoek naar de betrouwbaarheid van het zoeksysteem [naam systeem]

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bij appelschriftuur verzocht om de heer Graus, die aan de Universiteit van Amsterdam is gepromoveerd op het gebied van zoekmachinetechnologie en digitaal forensisch onderzoek, te horen als getuige-deskundige dan wel om een deskundigenbericht door hem te laten opstellen. De raadsman wenst aan Graus te vragen waarom en op welke punten hij het programma [naam systeem] (on)betrouwbaar acht en hoe zich dit verhoudt tot de in deze zaak gepresenteerde belastende [bedrijfsdata] / […] -berichten teneinde de betrouwbaarheid van die data en berichten te kunnen toetsen. De raadsman heeft dit verzoek ter terechtzitting van 17 december 2019 gehandhaafd en nader toegelicht.
Daarnaast heeft de raadsman ter terechtzitting van het hof verzocht om onder leiding van een door prof. dr. Natali Helberger samen te stellen team van deskundigen onderzoek te laten verrichten naar de betrouwbaarheid van het zoeksysteem [naam systeem] . Volgens de raadsman moet dit team - onder meer - onderzoek doen naar de zoekmethodiek in de [bedrijfsdata] .
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaten-generaal hebben zich op het standpunt gesteld dat deze verzoeken moeten worden afgewezen. Door het openbaar ministerie is de deskundigheid van Graus betwist. Daarnaast is volgens het openbaar ministerie - onder meer - niet duidelijk geworden dat hij voldoende kennis en ervaring heeft om over de zoekmachine [naam systeem] te kunnen oordelen. Ten aanzien van het verzoek om onder leiding van prof. dr. Helberger een team van deskundigen samen te stellen heeft het openbaar ministerie zich op het standpunt gesteld dat het niet noodzakelijk is om dit verzoek toe te wijzen. Ter onderbouwing hiervan is aangevoerd dat in eerste aanleg al een tamelijk uitgebreid onderzoek heeft plaatsgevonden met betrekking tot de [bedrijfsdata] en de zoekmachine [naam systeem] en dat geenszins is gebleken dat bepaalde data zou zijn gemanipuleerd.
Oordeel van het hof
Het hof stelt vast dat deze verzoeken beoordeeld dienen te worden aan de hand van het noodzakelijkheidscriterium.
De raadsman heeft de verzoeken gedaan met het doel om de betrouwbaarheid van de zoekmachine [naam systeem] en van de met behulp van deze zoekmachine gevonden belastende [bedrijfsberichten] te betwisten. Het hof stelt voorop dat van geen enkel ICT-systeem dat verbinding heeft met het internet valt uit te sluiten dat het systeem kan worden gehackt of dat data op andere wijze door technische omstandigheden zouden kunnen zijn aangetast of door menselijk ingrijpen vervalst zouden kunnen zijn. De verdediging heeft echter geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat de zoekmachine [naam systeem] niet betrouwbaar is. De raadsman heeft bovendien op geen enkele wijze onderbouwd dat de informatie die uit [naam systeem] naar voren is gekomen niet volledig zou zijn dan wel dat sprake zou zijn van een gebrekkige zoekmethodiek. De enkele stelling dat bij een andere zoekmethodiek mogelijk andere resultaten verkregen zouden kunnen worden is daartoe onvoldoende. Daarbij komt dat ook in eerste aanleg al onderzoek is gedaan met betrekking tot de zoekmachine [naam systeem] en de daaruit verkregen [bedrijfsdata] . Gelet op al het voorgaande is het hof van oordeel dat het niet noodzakelijk is om de hiervoor genoemde verzoeken van de raadsman toe te wijzen. Het hof wijst deze verzoeken daarom af.

BESLISSING

Het hof:
Wijst afhet verzoek om [getuige 4] als getuige te horen.
Wijst afhet verzoek om technisch onderzoek te mogen verrichten aan de [bedrijfsdata] .
Wijst afde verzoeken om Graus als getuige-deskundige te horen dan wel om hem een deskundigenbericht te laten opstellen en om onderzoek te mogen doen naar de betrouwbaarheid van het zoeksysteem [naam systeem] .
Verwijst de zaak naar de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit hof teneinde als getuigen te horen:
 de heer
[getuige 1] ,geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ;
  • de heer
  • de heer
  • de heer
  • de heer
  • de heer
 de heer
[getuige 8] ,geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats] (Marokko), thans verblijvende in [detentie] .
Bepaalt dat alle procespartijen zich zullen inspannen om de verblijfplaatsen van [getuige 2] en [getuige 3] te achterhalen en dat zij eventuele nadere informatie hierover zo spoedig mogelijk doorgeven aan het kabinet van de raadsheer-commissaris.
Schorst het onderzoek ter terechtzitting voor
bepaalde tijd tot 11 mei 2020 te 11.00 uur, welke schorsing in verband met de klemmende reden dat de onderzoekshandelingen naar verwachting niet binnen een maand zullen zijn voltooid, langer is dan één maand doch niet langer dan drie maanden.
Beveelt de oproeping van de verdachte tegen dat tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman.
Aldus gewezen door
mr. G. Dam, voorzitter,
mr. R.H. Koning en mr. A.J. Smit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mrs. A.C. Jochems en R. Jansen, griffiers,
en op 12 maart 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 12 maart 2020.
Tegenwoordig:
mr. R.H. Koning, voorzitter,
mr. J. van Spanje, advocaat-generaal,
A. Dinzey, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het tussenarrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.