Parketnummer: 21-003615-19
Uitspraak d.d.: 12 maart 2020
TEGENSPRAAK
Tussenarrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van
26 juni 2019 met parketnummer 05-880583-16 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
thans verblijvende in [detentie] .
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 17 december 2019 en 18 februari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van wat door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. F.L.C. Schoolderman, naar voren is gebracht.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van wat door de advocaten-generaal naar voren is gebracht.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bij appelschriftuur van 23 juli 2019 verzocht om de volgende personen als getuigen te horen:
[getuige 1] ;
[getuige 2] ;
[getuige 3] ;
[getuige 4] ;
[getuige 5] (de moeder van verdachte);
De raadsvrouw heeft bovengenoemde getuigenverzoeken ter terechtzitting van 18 februari 2020 gehandhaafd en nader toegelicht. In aanvulling op deze verzoeken heeft de raadsvrouw ter zitting ook nog verzocht om de volgende personen als getuigen te horen:
6. [getuige 6] ;
7. [getuige 7] (medeverdachte).
Ter onderbouwing van de verzoeken met de nummers 1 tot en met 4 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat deze personen toegang hadden tot het [bedrijfssysteem] .
[getuige 1] en [getuige 2] zijn de spil in het bedrijf [bedrijf] . [getuige 1] is de oprichter van dit bedrijf. Zijn positie en de verdenkingen aan zijn adres gerelateerd aan criminele connecties vormen aanknopingspunten om hem te bevragen. Voor [getuige 2] geldt dat uit het dossier blijkt dat hij “interventies” doet op de servers en dat hij in technische zin verdergaande mogelijkheden en verantwoordelijkheden heeft ten aanzien van die servers dan de medewerkers van [bedrijf] die al zijn bevraagd.
Volgens de raadsvrouw is [getuige 3] een belangrijke technische man binnen [bedrijf] en ligt het voor de hand dat hij - onder meer - vragen over de toegang tot en de werking van het [bedrijfssysteem] kan beantwoorden.
Met betrekking tot [getuige 4] heeft de verdediging naar voren gebracht dat hij een centraal figuur lijkt in relatie tot [bedrijf] en dat hij toegang had tot de servers. De raadsvrouw wenst [getuige 4] te bevragen over veiligheidsissues, toegang tot de servers van [bedrijf] en retentiebeleid.
Ter onderbouwing van het verzoek om [getuige 5] (de moeder van verdachte) als getuige te horen, heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat verdachte door derden werd gebeld op de telefoon van zijn moeder. De verdediging wil [getuige 5] bevragen over andere telefoongesprekken die via haar telefoon zijn ontvangen en haar wetenschap hierover.
Verder heeft de raadsvrouw verzocht om onderzoekswensen die worden toegewezen in de zaken tegen de medeverdachten [getuige 7] en [medeverdachte 1] , ook toe te wijzen in deze zaak.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaten-generaal hebben zich op het standpunt gesteld dat de verzoeken tot het horen van [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 4] moeten worden afgewezen. Met betrekking tot de verzoeken om [getuige 1] en [getuige 2] als getuigen te horen, hebben zij opgemerkt dat er wel een belang is voor de verdediging om hen te horen, maar dat niet valt te verwachten dat deze getuigen binnen een aanvaardbare termijn kunnen worden gehoord omdat hun verblijfplaats niet bekend is. Ten aanzien van [getuige 4] is door het openbaar ministerie aangevoerd dat de verdediging geen belang heeft bij het horen van deze getuige.
Het openbaar ministerie heeft zich niet verzet tegen toewijzing van de verzoeken tot het horen van [getuige 3] , [getuige 5] , [getuige 6] en [getuige 7] als getuigen.
Het hof stelt allereerst vast dat alle hiervoor onder 1 tot en met 5 genoemde getuigenverzoeken beoordeeld moeten worden aan de hand van het verdedigingsbelang. Het hof is van oordeel dat het in het belang van de verdediging is om de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 5] te horen. Het hof acht het noodzakelijk om de getuigen [getuige 6] en [getuige 7] te horen. Deze getuigenverzoeken zullen daarom worden toegewezen.
Met betrekking tot de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] overweegt het hof dat in eerste aanleg al is geprobeerd om deze getuigen te horen, maar dat dit toen niet is gelukt omdat zij onvindbaar bleken te zijn. Omdat de verblijfplaats van deze getuigen, ondanks recent nieuw onderzoek, nog steeds niet bekend is, heeft het hof thans niet zonder meer de verwachting dat [getuige 1] en [getuige 2] tijdens de procedure in hoger beroep binnen een aanvaardbare termijn kunnen worden gehoord. Omdat deze getuigen in eerste aanleg zijn toegewezen, het openbaar ministerie op zich het belang van het horen van deze getuigen onderkent en omdat er in hoger beroep ook nog andere getuigen gehoord moeten worden waarmee de nodige tijd gemoeid zal zijn, zal het hof ook in deze zaak opdracht geven tot het laten horen van [getuige 1] en [getuige 2] als getuigen. Om onevenredige vertraging van de afdoening van de strafzaak te voorkomen, stelt het hof hierbij de voorwaarde dat de verhoren van deze getuigen bij de raadsheer-commissaris alleen doorgang zullen vinden als deze binnen een aanvaardbare termijn kunnen plaatsvinden. Het hof verwacht dat alle procespartijen zich zullen inspannen om de verblijfplaatsen van de genoemde getuigen te achterhalen en dat zij eventuele nadere informatie hierover zo spoedig mogelijk doorgeven aan het kabinet van de raadsheer-commissaris.
Over de getuige [getuige 3] merkt het hof op dat hij weliswaar ook in eerste aanleg als getuige is gehoord door de rechter-commissaris, maar dat hij zich destijds heeft beroepen op zijn verschoningsrecht. Het hof zal het verzoek om deze getuige te horen toewijzen en daartoe de zaak verwijzen naar de raadsheer-commissaris. Het hof geeft de raadsheer-commissaris in overweging voorafgaand aan de oproeping van deze getuige te onderzoeken, of contact op te nemen met de advocaat van deze getuige, om te vernemen of de getuige al dan niet opnieuw een beroep zal doen op zijn verschoningsrecht.
Daarnaast is het hof ambtshalve van oordeel dat de getuige [getuige 8] - die is toegewezen in de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte 1] - ook in de strafzaak tegen verdachte moet worden gehoord bij de raadsheer-commissaris. De getuige [getuige 8] zal worden gehoord over het tenlastegelegde in het onderzoek [naam onderzoek] . Het tenlastegelegde in dit onderzoek is ook bij verdachte op de dagvaarding vermeld. Verder beslist het hof ambtshalve dat ook de medeverdachte [medeverdachte 1] , die net als verdachte in het onderzoek [naam onderzoek] voorkomt, in deze zaak bij de raadsheer-commissaris als getuige moet worden gehoord.
Voor wat betreft het verzoek om [getuige 4] als getuige te horen, overweegt het hof het volgende. Volgens de verdediging had [getuige 4] toegang tot de servers van [bedrijf] en was hij een centraal figuur in relatie tot [bedrijf] . Het hof stelt op grond van de inhoud van het strafdossier vast dat [getuige 4] uitsluitend de serveromgeving van [bedrijf] heeft verhuurd. Anders dan door de verdediging is aangevoerd, blijkt uit niets dat hij als verhuurder van deze serverruimte daadwerkelijk toegang heeft gehad tot de [bedrijfsdata] . Daarom is de verdediging niet in haar belangen geschaad als [getuige 4] niet als getuige wordt gehoord. Het hof wijst het verzoek om hem als getuige te horen af.
In de zaak tegen de medeverdachte [getuige 7] heeft het hof ook het verzoek om de medeverdachte [medeverdachte 2] als getuige te horen toegewezen. [medeverdachte 2] zal in die zaak alleen worden gehoord over de zogenaamde [bedrijf] -accounts die aan [getuige 7] worden toegeschreven. De verdediging heeft niet gemotiveerd waarom het noodzakelijk is dat [medeverdachte 2] ook in de onderhavige zaak wordt gehoord. Nu ook anderszins de noodzaak om [medeverdachte 2] in deze zaak als getuige te horen niet is gebleken, zal het verzoek van de raadsvrouw om voornoemde in een andere strafzaak toegewezen onderzoekswens ook in de strafzaak tegen verdachte toe te wijzen, worden afgewezen.
In de zaken tegen de medeverdachten [getuige 7] en [medeverdachte 1] heeft het hof - afgezien van voornoemd verzoek om [medeverdachte 2] te horen - geen onderzoekswensen toegewezen die niet ook al in de strafzaak tegen verdachte zijn toegewezen. Het verzoek van de raadsvrouw om bij in andere zaken toegewezen onderzoekswensen te mogen aansluiten, behoeft daarom geen verdere bespreking.