ECLI:NL:GHARL:2020:222

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 januari 2020
Publicatiedatum
13 januari 2020
Zaaknummer
200.258.785/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep door onder curatele gestelde en beoordeling van de curator

In deze zaak heeft een onder curatele gestelde, aangeduid als [verzoeker], zijn hoger beroep ingetrokken. De advocaat van [verzoeker], mr. J.D. Nijenhuis, bevestigde deze intrekking niet, waardoor het hof besloot de zaak inhoudelijk te behandelen. De grieven die door [verzoeker] zijn ingediend, met betrekking tot de deskundigheid en de persoon van de curator, werden door het hof als onvoldoende onderbouwd beschouwd. De procedure begon met een verzoek van [verzoeker] om het bewind te beëindigen, dat eerder was ingesteld vanwege zijn geestelijke toestand. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, die [verzoeker] onder curatele had gesteld, bekrachtigd. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 december 2019 was mr. Nijenhuis aanwezig, evenals een vertegenwoordiger van [verweerder]. Het hof heeft vastgesteld dat [verweerder] voldoet aan de wettelijke kwaliteitseisen om als curator te functioneren, en dat er geen reden was om aan de benoembaarheid van [verweerder] te twijfelen. De grieven van [verzoeker] werden niet voldoende onderbouwd, en het hof heeft besloten de bestreden beschikking te bekrachtigen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.258.785/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 7117087 VO VERZ 18-1555)
beschikking van 9 januari 2020
inzake
[verzoeker],
wonende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. J.D. Nijenhuis te Leeuwarden,
en
[verweerder] B.V.,
gevestigd te [B] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: [verweerder] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 22 januari 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 21 april 2019;
- een journaalbericht van mr. Nijenhuis van 6 juni 2019 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Nijenhuis van 11 juni 2019 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Nijenhuis van 13 juni 2019 met productie(s);
- een brief van [verweerder] van 2 juli 2019.
2.2
Het hof heeft [C] (geboren op 10 augustus1980), dochter van [verzoeker] , aangemerkt als belanghebbende en in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Zij heeft het hof verzocht haar niet in de procedure te betrekken. Naar aanleiding van dit verzoek heeft het hof ambtshalve, gehoord mr. Nijenhuis, besloten haar niet langer als belanghebbende in deze procedure aan te merken.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 4 december 2019 plaatsgevonden. Aanwezig waren mr. Nijenhuis en namens [verweerder] , de heer [D] .

3.De feiten

3.1
[verzoeker] is geboren [in] 1954.
3.2
Bij beschikking van 11 november 1999 is er een bewind ingesteld over de goederen en gelden die (zullen) toebehoren aan [verzoeker] . Het bewind is ingesteld vanwege de lichamelijke of geestelijke toestand van [verzoeker] .
3.3
[verzoeker] heeft de kantonrechter op 18 september 2017 verzocht het bewind te beëindigen. Nadien heeft [verzoeker] zijn verzoek gewijzigd en de kantonrechter verzocht [verweerder] (toen de bewindvoerder) te ontslaan. Dat verzoek is door de kantonrechter afgewezen bij beschikking van 19 februari 2018. Deze beschikking is bekrachtigd door dit hof bij beschikking van 22 november 2018.
3.4
[verweerder] (toen de bewindvoerder) heeft de kantonrechter op 24 juli 2018 verzocht
[verzoeker] onder curatele te stellen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is [verzoeker] vanwege zijn geestelijke toestand onder curatele gesteld. [verweerder] is daarbij tot curator benoemd.
4.2
[verzoeker] is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van
22 januari 2019. Grief 1 ziet op de noodzaak van de ondercuratelestelling. Grief 2 ziet op de benoeming van [verweerder] tot curator. [verzoeker] verzoekt het hof om de bestreden beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te vernietigen en het verzoek van [verweerder] (toen bewindvoerder) alsnog af te wijzen.
4.3
[verweerder] heeft het hof bij brief van 2 juli 2019 bericht geen noodzaak te zien inhoudelijk te reageren, omdat zij van [verzoeker] en zijn begeleiding heeft begrepen dat
[verzoeker] het beroepschrift heeft ingetrokken.

5.De motivering van de beslissing

De processuele gang van zaken.
5.1
Op 18 juli 2019 heeft [verzoeker] (zelf) een brief gestuurd aan het hof waarin hij schrijft dat hij het hoger beroep wil intrekken. Het hof heeft deze brief doorgestuurd naar
mr. Nijenhuis. Het hof heeft mr. Nijenhuis verzocht te reageren op voornoemde brief van [verweerder] en het hof uiterlijk 8 augustus 2019 te berichten of [verzoeker] zijn beroep al dan niet wenst te handhaven. Mr. Nijenhuis heeft het hof daags voor de zitting telefonisch bericht dat het beroep niet wordt ingetrokken. Ter zitting heeft hij toegelicht dat hij sinds voornoemde brief van [verzoeker] geen contact met [verzoeker] kon krijgen. Eerst de avond voor de zitting heeft hij contact met [verzoeker] gehad en [verzoeker] heeft hem toen laten weten dat hij de curatele prima vindt.
5.2
Door [verweerder] is ter zitting verweer gevoerd en [verweerder] heeft het hof verzocht het verzoek van [verzoeker] in hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Inhoudelijk
5.3
Ter zitting heeft mr. Nijenhuis grief 1 ingetrokken omdat [verzoeker] het eens is met de ondercuratelestelling. Grief 1 is daarmee komen te vervallen. Het hof zal zich tot bespreking van grief 2 beperken. In geschil is (nog) de vraag naar de geschiktheid van [verweerder] om de taak en verplichtingen van een (professioneel) curator uit te voeren.
5.4
Mr. Nijenhuis trekt namens [verzoeker] in twijfel of [verweerder] tot (professionele) curator kan worden benoemd. Daarvoor worden twee gronden aangevoerd. In de eerste plaats zou [verweerder] niet in het daarvoor bestemde register van curatoren zijn opgenomen en doet dat vermoeden dat [verweerder] niet beschikt over de juiste kwalificaties om beschermingscurator te zijn. In de tweede plaats lijkt [verweerder] de curatele niet uit te voeren. [verweerder] voert nog steeds het bewind naar eigen idee en vervult niet zelf de mentortaken maar heeft die uitbesteed aan [E] B.V.
5.5
Het hof stelt bij de beoordeling voorop dat in het algemeen geldt dat als een kantonrechter een rechtspersoon tot curator benoemd, erop mag worden vertrouwd dat deze rechtspersoon aan de wettelijke kwaliteitseisen om voor benoeming tot (professioneel) curator in aanmerking te komen, voldoet. Van de zijde van [verzoeker] zijn onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld die reden geven om van dit uitgangspunt af te wijken. Hoewel er dus voor het hof geen reden was om te twijfelen aan de benoembaarheid van [verweerder] tot (professioneel) curator, heeft het hof in het belang van [verzoeker] - om elke twijfel bij hem weg te nemen - op dit punt telefonisch navraag gedaan. Daaruit is naar voren gekomen dat [verweerder] in het door het Landelijk Kwaliteitsbureau CBM gehouden register is opgenomen en voldoet aan de wettelijke kwaliteitseisen om als (professioneel) curator te kunnen worden benoemd. Daarmee is de eerste grond die door [verzoeker] aan grief 2 ten grondslag werd gelegd komen te vervallen.
5.6
De tweede grond voor grief 2 ziet op de wijze waarop [verweerder] zijn taak als curator (niet) uitvoert. [verweerder] heeft ter zitting aangeven dat zij niet bekend zijn met een probleem dienaangaande. [verweerder] voldoet al meer dan tien jaar aan de bij wet gestelde kwaliteitseisen en [verzoeker] is (heel) tevreden over de wijze waarop [verweerder] haar taken en verplichtingen uitvoert. Het hof vindt dat mr. Nijenhuis namens [verzoeker] niet heeft voldaan aan zijn stelplicht in deze. Hij heeft zijn stelling niet, althans onvoldoende onderbouwd of toegelicht. In dit kader is het hof niet gebleken dat de curatele zou worden uitgevoerd door een niet door de kantonrechter benoemde persoon, terwijl ook niet gebleken is van een uitdrukkelijke voorkeur van [verzoeker] voor benoeming van een ander dan [verweerder] tot curator. Het hof gaat daarom voorbij aan de tweede grond voor grief 2.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slaagt het verzoek van [verzoeker] in hoger beroep niet. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 22 januari 2019.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, C. Koopman en J.G. Knot bijgestaan door mr. S.C. Lok als griffier, en is op 9 januari 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.