In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling tussen een vader en zijn dochter, die inmiddels vijftien jaar oud is. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder een omgangsregeling aangevraagd, maar het hof heeft in een tussenbeschikking van 7 mei 2019 een bijzondere curator benoemd om de belangen van de minderjarige te behartigen. De bijzondere curator heeft op 14 oktober 2019 een rapport uitgebracht waarin zij de situatie van de minderjarige en de relatie met beide ouders heeft geanalyseerd. Het rapport geeft aan dat de minderjarige haar vader mist en positief is over het contact met hem, maar dat de toestemming van de moeder voor omgang met de vader minimaal is, wat een negatief effect heeft op de relatie tussen de minderjarige en haar vader.
Het hof heeft de argumenten van beide ouders in overweging genomen. De vader heeft aangegeven dat hij de adviezen van de bijzondere curator ter harte neemt en streeft naar een goede relatie met zijn dochter. De moeder daarentegen is het niet eens met het rapport van de bijzondere curator en handhaaft haar verzoek om een andere omgangsregeling. Het hof heeft geconcludeerd dat de bijzondere curator goed gemotiveerd en onderbouwd heeft geadviseerd en dat de stem van de minderjarige zwaar meeweegt in de beslissing. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank Noord-Nederland vernietigd en een nieuwe omgangsregeling vastgesteld, waarbij de vader de minderjarige om de vier weken op vrijdagavond en de derde zaterdag van de maand kan zien.
De beslissing van het hof benadrukt het belang van contact tussen de minderjarige en beide ouders, en de noodzaak voor de ouders om duidelijke omgangsafspraken te maken. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij ieder van de partijen de eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.