Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Hendriks-van Binsbergen B.V.
1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidHolding [geïntimeerde1] B.V.
Tayeb B.V.
1.Het procesverloop tot het geding bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
2.Het geding na verwijzing in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissingen tot en met het arrest van de Hoge Raad
Indien de overeenkomst tussen Overdijk c.s. en Tayeb c.s. niet nietig zou blijken te zijn, is volgens het hof sprake van bijkomende omstandigheden die een ernstig karakter hebben en die in samenhang met de vaststaande wanprestatie en de vaststaande wetenschap van Hendriks-van Binsbergen daarvan, tot de gevolgrekking leiden dat Hendriks-van Binsbergen onrechtmatig jegens Tayeb c.s. heeft gehandeld.
Nadat getuigenverhoren hadden plaatsgevonden, heeft het hof in zijn eindarrest geoordeeld dat Hendriks-van Binsbergen niet in haar bewijsopdracht is geslaagd.
Tayeb c.s. hebben vervolgens het gehele op die discussie rondom voordeelstoerekening betrekking hebbende bedrag van € 90.000,= vermeerderd met wettelijke rente aan Hendriks-van Binsbergen terugbetaald, omdat zij de discussie over dit aspect van het geschil niet willen continueren in de verwijzingsprocedure. Voordeelstoerekening is derhalve nu geen onderwerp van geschil meer.
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep na verwijzing
heeft naar aanleiding van de vraag of een bedrag van € 63.000,= zwart is betaald zich beroepen op zijn verschoningsrecht . Dit beroep op zijn verschoningsrecht heeft [A] ook gedaan bij de vraag welk bedrag aanbetaald zou zijn en tevens naar aanleiding van de hem voorgehouden passages uit de transcriptie van het gesprek tussen [B] en [A] , waarin [A] gezegd zou hebben: “Kijk het is zo, hij heeft me 423 betaald, een deel aanbetaald en een lager bedrag op papier, dat heeft hij gedaan. Vervolgens uh uh uhm.. mijn risico is dat ik het verschil kwijt ben bij.. in een rechtszaak, maar wat ik hun wil voorstellen is nog iets anders.. want ik wil hun niet helemaal passeren uiteraard. Dat zou ik vervelend vinden.”
[A] heeft zich wederom op zijn verschoningsrecht beroepen bij de vraag of bovenop het bedrag van € 395.000,= nog meer contant is betaald.
kon zich niet herinneren wat het eerste bod op het pand was en ook niet of de vraagprijs € 500.000,= was, terwijl hij zich evenmin kon herinneren of in het bedrag van € 360.000,= ook een deel contant zat.
heeft als verklaring voor zijn beroep op zijn verschoningrecht gegeven dat hij bij beantwoording strafrechtelijk zou kunnen worden vervolgd, dat hij zich niet in de positie wil brengen dat hij in de problemen komt en dat hij zich daarover heeft laten voorlichten door zijn advocaat.
Overigens heeft [A] zich op ditzelfde verschoningsrecht beroepen ten aanzien van de vraag of er met haar naast het bedrag van € 395.000,= nog een contant te betalen bedrag is overeengekomen. Tussen partijen is ook niet langer in geschil dat Hendriks-van Binsbergen met [A] is overeengekomen om de koopsom van € 500.000,= gedeeltelijk, tot een bedrag van € 105.000,= cash te betalen en dat Hendriks-van Binsbergen pas na de start van deze rechtszaak ongeveer een maand na de comparitie van partijen in eerste aanleg aan de belastingdienst heeft verzocht om deze contante betaling als goodwill aan te merken. [1]
Zoals hiervoor overwogen, hebben Tayeb c.s. er in dit kader op gewezen dat niet denkbeeldig is dat [A] dit bedrag genoemd heeft om daarmee Hendriks-van Binsbergen te bewegen een hoger bod te doen.
Uit de verklaring van [F] lijkt voorts te volgen dat Hendriks-van Binsbergen pas op 24 juli 2009 als “andere partij” om de Rietmuts te kopen in beeld kwam, nu [F] daarmee doelt op “de wederpartij in dit geschil”. Op dat moment was de koopovereenkomst tussen Overdijk c.s. en Tayeb c.s. – die kennelijk, zo blijkt uit de hierna te noemen verklaring van [H] , bestuurder van [geïntimeerde1] , buiten het makelaarskantoor waar [F] werkzaam was om tot stand was gekomen – al ondertekend.
Na het arrest van de Hoge Raad hebben Tayeb c.s. hun verweer tegen verrekening van een voordeel van € 90.000 prijsgegeven. Nu dat voordeel in het bestreden vonnis van de rechtbank niet is verrekend, zal dat bedrag van € 90.000,= op de in eerste aanleg toegekende schadevergoeding van € 420.023,= in mindering worden gebracht.
Hendriks-van Binsbergen zal daarom hieronder worden veroordeeld om aan Tayeb c.s. een bedrag van € 330.023,= te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2010. Tayeb c.s. zullen wederom gemachtigd worden om dit bedrag te verrekenen per het moment van levering van de Rietmuts met de door hen daarvoor te betalen koopsom van € 360.000,=, te vermeerderen met de wettelijke rente.