Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2012, bij zijn vader. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de eerdere beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, die op 12 september 2019 een machtiging tot uithuisplaatsing had verleend op verzoek van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Overijssel. De moeder voerde aan dat zij beter voor de minderjarige kon zorgen en dat de rapportage van de GI onvoldoende was om een uithuisplaatsing te rechtvaardigen. De vader, die de minderjarige had erkend, voerde verweer en verzocht het hof om het hoofdverblijf van de minderjarige bij hem te bepalen.
Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds 26 mei 2016 onder toezicht staat van de GI en dat er geen verbetering in zijn situatie was gekomen, ondanks hulpverlening. De moeder had de strijd tussen haar en de vader niet kunnen weghouden van de minderjarige, wat leidde tot loyaliteitsproblemen. Het hof oordeelde dat de situatie bij de moeder onhoudbaar was en dat de uithuisplaatsing bij de vader noodzakelijk was om verdere schade aan de minderjarige te voorkomen. De vader had meer mogelijkheden en ruimte om voor de minderjarige te zorgen, en de overplaatsing was goed verlopen. Het hof heeft de verzoeken van de moeder om de beschikking te vernietigen en om een nader deskundigenonderzoek te gelasten afgewezen, en bekrachtigde de eerdere beschikking van de kinderrechter.