Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Zwolle(hierna: de Inspecteur)
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Vaststaande feiten
Overwegingen:
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] B.V. tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin een naheffingsaanslag omzetbelasting is opgelegd over het tijdvak van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012. De inspecteur van de Belastingdienst had een naheffingsaanslag opgelegd, waarbij belastingrente en een vergrijpboete waren berekend. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, maar de boete ambtshalve verminderd wegens overschrijding van de redelijke termijn. Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld, waarbij het Hof de zaak op 28 januari 2020 heeft behandeld.
De kern van het geschil betreft de aftrek van voorbelasting op de huur van kantoorruimte en de aanleg van parkeerplaatsen en een tuin. Het Hof oordeelt dat de huurovereenkomst niet voldoet aan de voorwaarden voor heffing van omzetbelasting, waardoor de aftrek van voorbelasting op de huur niet kan worden verleend. Wel wordt een aanvullende aftrek voor de aanleg van de parkeerplaatsen en de tuin verleend, omdat een deel van deze kosten toerekenbaar is aan belaste handelingen. Het Hof concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is, maar vermindert deze tot € 3.673.
Daarnaast wordt de vergrijpboete vernietigd, omdat niet is aangetoond dat er sprake was van opzet aan de zijde van belanghebbende. Het Hof oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende opzettelijk onjuiste informatie heeft verstrekt. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd, en het Hof verklaart het beroep gegrond, met veroordeling van de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende.