Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Zwolle(hierna: de Inspecteur)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 maart 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de fiscale eenheid [X] B.V. en [Y] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De belanghebbende had in juni 2013 een verzoek om teruggaaf van omzetbelasting ingediend over het tijdvak van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011. De Inspecteur had dit verzoek niet-ontvankelijk verklaard en naheffingsaanslagen opgelegd. De rechtbank had de beroepen van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende hoger beroep instelde.
Het Hof heeft allereerst beoordeeld of het verzoek om teruggaaf tijdig was ingediend. Het Hof concludeert dat de belanghebbende het verzoek te laat heeft ingediend en dat er geen omstandigheden zijn die deze vertraging rechtvaardigen. De argumenten van de belanghebbende, waaronder gezondheidsproblemen van de bestuurder, zijn door het Hof verworpen.
Daarnaast heeft het Hof de naheffingsaanslagen beoordeeld. De belanghebbende heeft geen facturen kunnen overleggen die de aftrek van voorbelasting rechtvaardigen. Het Hof oordeelt dat de toezegging van de aannemer niet gelijk te stellen is met een factuur en dat de belanghebbende daarom geen recht heeft op aftrek van de omzetbelasting. Het Hof heeft ook opgemerkt dat de huurovereenkomst niet aan de formele voorwaarden voldoet, waardoor de belanghebbende geen recht op aftrek heeft.
Het hoger beroep is ongegrond verklaard, en het Hof heeft geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad.