ECLI:NL:GHARL:2020:2078

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 maart 2020
Publicatiedatum
10 maart 2020
Zaaknummer
200.244.010/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake huurovereenkomst en voorwaardelijke ontruiming met gedragsaanwijzingen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter te Groningen van 5 juni 2018, waarin een voorwaardelijke ontruiming van de woning aan de [a-straat 1] te [A] werd toegewezen. De huurovereenkomst was oorspronkelijk gesloten met de moeder van [appellant], die is overleden, waarna [appellant] de woning alleen huurt. De verhuurder, Stichting Nijestee, heeft jarenlang problemen ondervonden met [appellant] met betrekking tot de opslag van spullen, vervuiling en brandgevaarlijke situaties in de woning. In eerste aanleg heeft de kantonrechter de ontruiming voorwaardelijk toegewezen, onder de voorwaarde dat [appellant] zich houdt aan bepaalde gedragsaanwijzingen, waaronder het verminderen van de vuurbelasting en het herstellen van elektriciteitsaansluitingen.

In hoger beroep heeft [appellant] drie grieven ingediend tegen het vonnis van de kantonrechter. Het hof heeft vastgesteld dat de gemeente Groningen opruimwerkzaamheden heeft uitgevoerd, waardoor de vuurbelasting is verminderd, en dat [appellant] in dat opzicht aan de gedragsaanwijzing heeft voldaan. Het hof oordeelt dat de kantonrechter op goede gronden tot de gedragsaanwijzing is gekomen en dat [appellant] verantwoordelijk is voor het herstel van de elektrische installatie, aangezien hij wijzigingen heeft aangebracht die gebreken hebben veroorzaakt.

Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep. De beslissing van het hof is dat de grieven falen en dat de proceskosten aan de zijde van Nijestee worden vastgesteld op € 726,- voor griffierecht en € 2.148,- voor salaris advocaat. Het arrest is uitgesproken op 10 maart 2020.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.244.010/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 4351110)
arrest van 10 maart 2020
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [A] ,
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. E.T. van Dalen, kantoorhoudend te Groningen,
tegen
Stichting Nijestee,
gevestigd te Groningen,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
Nijestee,
advocaat: mr. C.E. van der Wijk, kantoorhoudend te Groningen.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 12 maart 2019 hier over. In dat
arrest heeft het hof een comparitie van partijen gelast, die - met instemming van partijen enkelvoudig - heeft plaatsgevonden op 2 juli 2019.
1.2
Na afloop van de comparitie van partijen heeft het hof de zaak op verzoek van partijen
aangehouden voor beraad of zij het geschil minnelijk konden regelen. Partijen hebben op
7 januari 2020 medegedeeld dat geen minnelijke regeling is bereikt. Het hof heeft daarna arrest bepaald op het ten behoeve van de comparitie van partijen overgelegde procesdossier, aangevuld met het proces-verbaal daarvan.

2.De vaststaande feiten

2.1
Het hof gaat in hoger beroep uit van de navolgende feiten.
2.2
Nijestee verhuurt aan [appellant] de woning aan de [a-straat 1] te [A] . Deze woning was aanvankelijk, per 1 februari 1981, verhuurd aan de moeder van [appellant] . [appellant] is vanaf 15 februari 2002 bijgeschreven als huurder op de met Nijestee gesloten huurovereenkomst van zijn moeder. Sinds het overlijden van zijn moeder huurt [appellant] de woning alleen.
2.3
Al jaren heeft Nijestee discussie met [appellant] over de opslag van spullen, vervuiling en een brandgevaarlijke situatie in het gehuurde. Ondanks de nodige inspanningen van partijen en inschakeling van hulpverlenende instanties, is het in de loop der tijd niet gelukt om tot een voor Nijestee acceptabel resultaat te komen.

3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

3.1
Nijestee heeft in eerste aanleg samengevat gevorderd dat de tussen partijen gesloten huurovereenkomst wordt ontbonden en dat Nijestee wordt veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde, met veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedure.
3.2
Na drie comparities ter plaatse heeft de kantonrechter in het eindvonnis van
5 juni 2018 de gevorderde ontruiming voorwaardelijk toegewezen, in die zin dat [appellant] zich dient te houden aan gedragsaanwijzingen en dat Nijestee tot ontruiming van het gehuurde kan overgaan indien [appellant] niet binnen 30 dagen na betekening van het vonnis voldoet aan wat hem is opgelegd onder sub 1, het verminderen van de vuurbelasting en het herstel van elektriciteitsaansluitingen, of indien [appellant] zich gedurende een jaar na de datum van het vonnis niet houdt aan de overige onder sub 2 opgenomen gedragsaanwijzingen (kort gezegd: nakoming van de verplichtingen uit de Woonkansovereenkomst). [appellant] is veroordeeld in de proceskosten.

4.De beoordeling van de grieven en de vordering

4.1
[appellant] komt met drie grieven op tegen het vonnis van 5 juni 2018. Gelet op deze grieven is [appellant] het niet eens met de gedragsaanwijzingen die hem onder sub 1 van het vonnis van 5 juni 2018 zijn opgelegd. [appellant] wenst dat de beslissing tot deze gedragsaanwijzingen en de daaraan gekoppelde voorwaardelijke ontruiming wordt vernietigd. Het hof stelt vast dat de gedragsaanwijzingen die [appellant] onder sub 2 van het vonnis van 5 juni 2018 zijn opgelegd (nakoming van de verplichtingen uit de Woonkansovereenkomst) geen onderdeel zijn van het geschil in hoger beroep.
4.2
Met
grief Ikeert [appellant] zich tegen de gedragsaanwijzingen tot vermindering van de hoeveelheid vuurbelasting en tot herstel van elektriciteitsaansluitingen. Bij de beantwoording van de vraag of deze gedragsaanwijzingen gerechtvaardigd zijn, zijn alle omstandigheden van het geval van belang en wel naar de stand van het moment dat hierover een beslissing genomen wordt. Hiervan uitgaande dient opnieuw onder ogen te worden gezien of naar de huidige stand van zaken, dus ex nunc, grond bestaat voor de gedragsaanwijzingen.
Verminderen hoeveelheid vuurbelasting
4.3
Het hof stelt vast dat de gemeente Groningen inmiddels opruimwerkzaamheden heeft uitgevoerd, waardoor de hoeveelheid vuurbelasting in de woning is verminderd. Tussen partijen is niet in geschil dat [appellant] in zoverre aan de gedragsaanwijzing onder sub 1 van het vonnis van 5 juni 2018 heeft voldaan. Daarmee is het belang aan dit gedeelte van de vordering van [appellant] komen te ontvallen.
4.4
Het hof voegt hier aan toe dat de kantonrechter in eerste aanleg op goede gronden tot een gedragsaanwijzing op dit punt heeft kunnen komen. Daarvoor acht het hof van belang de uitkomsten van het brandveiligheidsonderzoek dat door de brandweer Groningen in de woning is uitgevoerd (neergelegd in het rapport van 23 april 2018) en de situatie zoals de kantonrechter deze bij de derde comparitie ter plaatse op 15 mei 2018 heeft aangetroffen. [appellant] heeft hier onvoldoende tegen ingebracht, terwijl hij zich met ondertekening van de Woonkansovereenkomst ook heeft verbonden om de hoeveelheid vuurbelasting in met name de werkkamer en de slaapkamer te verminderen.
Herstel van de elektriciteitsaansluitingen
4.5
[appellant] stelt dat er geen sprake is van een brandonveilige situatie in het gehuurde. Voorts wijst hij er op dat hij als huurder niet aan de elektriciteitsaansluitingen in het door hem gehuurde mag komen en dat het dus op de weg ligt van Nijestee als verhuurder om zorg te dragen voor herstel.
4.6
Nijestee voert hier tegen aan dat Elekrospekt na afronding van de opruimwerkzaamheden door de gemeente Groningen op 23 oktober 2018 een inspectie van de elektrische laagspanningsinstallatie heeft uitgevoerd. Elektrospekt heeft geen acuut levensbedreigende situatie aangetroffen maar concludeert wel dat actie is vereist om gebreken en/of onvolkomenheden aan de installatie te verhelpen. Uit het rapport van Elektrospekt blijkt dat die gebreken en/of onvolkomenheden hun oorzaak niet vinden in de installatie zelf maar in de omstandigheid dat [appellant] hieraan geknutseld heeft. [appellant] heeft onder meer wandcontactdozen gewijzigd, afdichtingen en deksels verwijderd en aders verlegd. Gelet hierop meent Nijestee dat het op de weg van [appellant] ligt om een elektricien in te schakelen die de elektrische installatie in het gehuurde weer in orde maakt.
4.7
Het hof volgt Nijestee hierin. Op grond van de bevindingen van Elektrospekt is het herstel van de elektrische installatie in het gehuurde met het oog op de brandveiligheid nodig. De niet onderbouwde betwisting van [appellant] dat geen sprake zou zijn van een brandonveilige installatie acht het hof onvoldoende om de bevindingen van Elektrospekt te weerleggen en ter zijde te stellen.
Nu verder als onweersproken is komen vast te staan dat [appellant] wijzigingen heeft aangebracht waardoor sprake is van gebreken en/of onvolkomenheden aan de elektrische installatie die herstel behoeven, is het hof met Nijestee van oordeel dat [appellant] voor herstel door middel van inschakeling van een elektricien hoort te zorgen. Niet alleen heeft [appellant] met ondertekening van de Woonkansovereenkomst de verplichting op zich genomen tot ongedaanmaking van onveilige elektriciteitsaansluitingen, op grond van artikel 7:206 lid 2 BW is de huurder ook gehouden om zorg te dragen voor herstel van gebreken en schade die hij zelf heeft veroorzaakt. De kosten hiervan komen ook voor rekening van de huurder.
4.8
Uit het voorgaande vloeit voort dat de tegen de gedragsaanwijzingen gerichte grief I niet slaagt.
Voorwaardelijke ontruiming
4.9
In
grief IIstelt [appellant] de voorwaardelijke ontruiming aan de orde. Partijen hebben geen stellingen betrokken over de meer principiële vraag of een ontruiming onder de voorwaarde dat niet is voldaan aan bepaalde gedragsaanwijzingen al dan niet toelaatbaar is. Het hof zal zich daar dan ook niet over uitlaten. Hierna zal het hof ingaan op de stellingen die [appellant] in dit verband wel heeft betrokken.
4.1
[appellant] stelt allereerst dat de voorwaardelijke ontruiming van tafel moet omdat hij het niet eens is met de gedragsaanwijzingen onder sub 1. Hieraan gaat het hof voorbij gelet op wat hiervoor is overwogen over die gedragsaanwijzingen.
4.11
[appellant] wijst er verder op dat de gemeente Groningen zich nu met de kwestie is gaan bemoeien. Door deze bestuursrechtelijke aanpak zijn de opgelegde gedragsaanwijzingen niet langer valide en is het in ieder geval niet meer noodzakelijk om daaraan de sanctie van voorwaardelijke ontruiming te verbinden. Hierin kan [appellant] niet worden gevolgd. Een bestuursrechtelijk en civielrechtelijk traject kunnen naast elkaar bestaan. Als het gedrag of de handelwijze van een huurder daar aanleiding toe geeft kan de verhuurder de civiele rechter benaderen met een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, ook indien op basis van diezelfde feiten en omstandigheden een overheid als derde daarover een bestuursrechtelijk oordeel geeft en/of ingrijpt.
4.12
Dat [appellant] geen juridische toetsingsmogelijkheid meer zou hebben in het geval Nijestee van mening is dat [appellant] zich niet aan de gedragsaanwijzingen houdt en [appellant] vindt dat dat wel het geval is, is tenslotte niet juist. Indien [appellant] meent dat Nijestee op eigenlijke gronden tot ontruiming over gaat, kan hij een executie kort geding aanhangig maken. In die procedure zal de rechter vervolgens een oordeel kunnen geven over de vraag of al dan niet aan de gedragsaanwijzingen is voldaan en of op die basis ontruiming gerechtvaardigd is. Grief II slaagt ook niet.
Proceskostenveroordeling
4.13
In het falen van de grieven I en II ligt besloten dat ook
grief III, die is gericht tegen de proceskostenveroordeling in eerste aanleg, faalt.

5.De slotsom

5.1
De grieven falen. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd.
5.2
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof [appellant] in de kosten van het hoger beroep veroordelen. De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Nijestee zullen worden vastgesteld op € 726,- voor griffierecht en € 2.148,- voor salaris advocaat
(2 punten x tarief II).

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis kantonrechter te Groningen van 5 juni 2018;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Nijestee vastgesteld op € 726,- voor verschotten en op € 2.148,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M. Willemse, W.P.M. ter Berg en D.H. de Witte en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
10 maart 2020.