ECLI:NL:GHARL:2020:2071

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 maart 2020
Publicatiedatum
10 maart 2020
Zaaknummer
200.266.089
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontslag curator en ontvankelijkheid van de gemeente in het verzoek tot vervanging curator

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot ontslag van de curator van een meerderjarige. De vader van de meerderjarige, die onder curatele is gesteld vanwege een geestelijke stoornis, was de curator. De gemeente Enschede had verzocht om de vader te vervangen als curator, maar het hof oordeelde dat de gemeente niet gerechtigd was om dit verzoek in te dienen. De gemeente werd niet als belanghebbende aangemerkt in de zin van artikel 798 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, waardoor zij geen rechtsingang had om de curator te vervangen. Het hof vernietigde de eerdere beschikking van de kantonrechter en verklaarde de gemeente niet-ontvankelijk in haar verzoek. De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder een curator kan worden ontslagen en wie daartoe bevoegd is. De vader van de meerderjarige had in hoger beroep drie grieven ingediend, maar het hof oordeelde dat de gemeente niet bevoegd was om het verzoek tot vervanging van de curator in te dienen, wat leidde tot de vernietiging van de eerdere beschikking.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.266.089
(zaaknummer rechtbank Overijssel 7622406)
beschikking van 10 maart 2020
inzake
[verzoeker] ,
wonende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: de vader van [de meerderjarige] ,
advocaat: mr. Y.N. Teke-Bozkurt te Enschede,
en
de gemeente Enschede,
gevestigd te Enschede,
verweerder in hoger beroep, verder te noemen: de gemeente,
advocaat: mr. D.K. ten Cate te Enschede.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de meerderjarige],
wonende te [A] ,
verder te noemen: [de meerderjarige] ,
en
[B] handelend onder de naam [C] bewindvoering,
gevestigd te Enschede,
verder te noemen: [C] bewindvoering,
en
[de moeder] ,
wonende te [A] ,
verder te noemen: de moeder van [de meerderjarige] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Overijssel, sector kanton, team toezicht-bewindsbureau, zittingsplaats Enschede) van 18 juni 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 13 september 2019;
- het verweerschrift van de gemeente met producties;
- een journaalbericht van mr. Teke-Bozkurt van 18 februari 2020 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 25 februari 2020 plaatsgevonden. De vader van [de meerderjarige] is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat en vergezeld van de tolk [D] . Namens de gemeente is mr. Ten Cate verschenen. Voorts zijn namens de gemeente [E] en [F] . Namens [C] bewindvoering is [B] verschenen.

3.De feiten

3.1
[de meerderjarige] is geboren [in] 1979.
3.2
Bij beschikking van 20 juni 2005 heeft de rechtbank Almelo [de meerderjarige] onder curatele gesteld vanwege een geestelijke stoornis, die tot gevolg heeft dat [de meerderjarige] niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen behoorlijk waar te nemen, en heeft de rechtbank de vader van [de meerderjarige] tot curator benoemd.
3.3
Bij brief, ingekomen bij de rechtbank op 19 maart 2019, heeft de gemeente Enschede verzocht de vader van [de meerderjarige] als curator te vervangen dan wel hem te gebieden zijn medewerking te verlenen aan het begeleiden van [de meerderjarige] naar een beschermd wonen plek.
3.4
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter de vader van [de meerderjarige] met ingang van twee weken na de uitspraak van de bestreden beschikking ontslagen als curator. De kantonrechter heeft met ingang van twee weken na de uitspraak van de beschikking [B] handelend onder de naam [C] bewindvoering tot curator benoemd en bepaald dat de curator voor zijn/haar (aanvangs)werkzaamheden en voor de met de curatele gemoeide kosten de in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren vastgestelde forfaitaire tarieven ten laste van het vermogen van [de meerderjarige] mag brengen.

4.De omvang van het geschil

4.1
In geschil is het ontslag van de vader als curator van [de meerderjarige] .
4.2
De vader van [de meerderjarige] is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van 18 juni 2019. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan het hof voor te leggen. De vader van [de meerderjarige] verzoekt het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de beschikking van 18 juni 2019 te vernietigen en, opnieuw beschikkende, hem opnieuw te benoemen tot curator over zijn zoon, althans een beslissing te geven die het hof juist acht, kosten rechtens.
4.3
De gemeente voert verweer en verzoekt het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vader van [de meerderjarige] in zijn verzoek in hoger beroep
niet-ontvankelijk te verklaren, althans het hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking, zo nodig onder verbetering van gronden, te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:385 lid 1 onder d van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de curator te allen tijde, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om curator te kunnen worden, door de kantonrechter worden ontslagen, zulks op verzoek van de medecurator of degene die gerechtigd is de curatele te verzoeken als bedoeld in artikel 1:379 BW, dan wel ambtshalve.
5.2
Ingevolge artikel 1:379 lid 1 BW kan de curatele worden verzocht door de betrokken persoon, zijn echtgenoot, zijn geregistreerde partner dan wel andere levensgezel, zijn bloedverwanten in de rechte lijn en in de zijlijn tot en met de vierde graad, degene die ingevolge artikel 1:253sa of1:253t BW het gezag over de betrokken persoon uitoefent, zijn voogd, zijn bewindvoerder als bedoeld in boek 1, titel 19 BW en zijn mentor als bedoeld in boek 1, titel 20 BW.
Op grond van lid 2 van artikel 1:379 BW kan de curatele voorts worden verzocht door het openbaar ministerie en door de instelling waar de betrokkene wordt verzorgd of die aan de betrokkene begeleiding biedt.
Volgens de Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2011/12, 33054, nr. 3, pagina 7, gaat het daarbij om het volgende:

[b]egeleidende instellingen die bij of krachtens de Wet maatschappelijke ondersteuning begeleiding aan de betrokkene bieden die is gericht op het behouden van structuur in en regie over het dagelijks leven. Achterliggende gedachte van het geven van de bevoegdheid aan instellingen waar de betrokkene wordt verzorgd is dat dergelijke instellingen, bij afwezigheid of niet optreden van een partner of familieleden, in ieder geval wel omgang en contact met de betrokkene hebben en daarom in staat moeten worden geacht in te kunnen schatten of de betrokkene een bewindvoerder, mentor of curator nodig heeft. Aangezien veel personen die hulpbehoevend zijn thuis blijven wonen en in de eigen omgeving worden verzorgd, verpleegd of behandeld, wordt de bevoegdheid ook toegekend aan instellingen die aan de betrokkene begeleiding bieden met betrekking tot de structuur en regie over het eigen leven.”
5.3
Het hof is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de gemeente niet gerechtigd is de curatele te verzoeken en daarom ook niet gerechtigd is om het verzoek tot vervanging van de curator bij de kantonrechter te doen. De gemeente kan ook niet als belanghebbende in de zin van artikel 798 lid 1 en lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) worden aangemerkt, zodat de gemeente geen rechtsingang heeft om een verzoek tot vervanging van de curator te doen. Voor zover de brief van de gemeente van 19 maart 2019 moet worden opgevat als een klacht over de voormalige curator, is de gemeente evenmin bevoegd. De brief van de gemeente van 19 maart 2019 kan niet anders worden gelezen dan als een verzoek tot ontslag van de curator en gezien het bovenstaande is de gemeente daartoe niet bevoegd.
De kantonrechter heeft dan ook niet ambtshalve kunnen beslissen tot ontslag van de curator.
De gemeente heeft ter mondelinge behandeling nog bepleit dat [G] aan [de meerderjarige] zorgbegeleiding biedt en dat nu [G] een instantie is van de gemeente, de gemeente daarom bevoegd is het verzoek tot ontslag van de curator te doen. Het hof is echter van oordeel
dat dit betoog niet kan slagen nu niet [G] , voor zover deze instantie al begeleiding biedt als bedoeld in artikel 1:379 lid 2 BW, het verzoek tot vervanging van de curator heeft ingediend, maar de gemeente dat heeft gedaan.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en de gemeente alsnog niet-ontvankelijk verklaren in het verzoek in eerste aanleg om de curator te vervangen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Overijssel, sector kanton, team toezicht-bewindsbureau, zittingsplaats Enschede) van 18 juni 2019, en opnieuw beschikkende:
verklaart de gemeente alsnog niet-ontvankelijk in het inleidend verzoek om de curator te vervangen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, A. Smeeïng-van Hees, en
E.B. Knottnerus, bijgestaan door F.E. Knoppert als griffier, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door mr. A. Smeeïng-van Hees, en is op 10 maart 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.