Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.De procedure in eerste aanleg
2.De procedure in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 31 juli 2019;
- het verweerschrift met producties;
- een journaalbericht van mr. Bruinier van 20 september 2019 met producties;
- een journaalbericht van mr. Bruinier van 24 december 2019 met producties.
3.De feiten
- [kind 1] , geboren op [geboortedag 1] 2000, en
- [kind 2] , geboren op [geboortedag 2] 2002.
30 juni 2008 en 2 juli 2008) zijn de vader en de moeder onder andere het volgende over de kinderalimentatie overeengekomen:
€ 443,68 per maand en met ingang van 1 januari 2019 € 452,55 per maand.
4.Het geschil
5.De overwegingen voor de beslissing
- de omstandigheden zijn gewijzigd,
- de onderhoudsgerechtigde op de hoogte was van de wijziging van de omstandigheden,
- het oorspronkelijke verzoekschrift is ingediend, of
- de bestreden beschikking werd gegeven.
[geboortedag 1] 2018 meerderjarig was geworden, zijn onderhoudsverplichting moest nakomen. De vader heeft geen redelijke en afdoende verklaring gegeven voor het feit dat hij met het indienen van het verzoekschrift tot nihilstelling, waarin ook een verzoek tot terugbetaling door [kind 1] van aan haar betaalde bedragen was opgenomen, tot 8 oktober 2018 heeft gewacht en waarom hij dat niet eerder heeft gedaan.
€ 8.046,67 bruto in 2018 waren. Het hof berekent die verdiensten op € 626,- netto per maand. Zie voor de berekening daarvan de aan deze beschikking gehechte bijlage, die deel uitmaakt van deze beschikking. Die verdiensten beschouwt het hof als structureel van aard. Met een basisbeurs van € 82,56 per maand en een aanvullende beurs van € 338,46 per maand was [kind 1] in 2018 in staat om zelf in haar behoefte te voorzien. Haar inkomsten uit studiefinanciering en werk van in totaal (€ 82,56 plus € 338,46 plus € 626,- =) € 1.047,02 overstijgen namelijk haar behoefte van € 869,48 per maand.
€ 508,88 netto per maand, moet het ervoor worden gehouden dat [kind 1] tot mei 2019 in staat is geweest zelf in haar resterende behoefte van € 442,78 per maand (€ 869,48 minus € 83,70 basisbeurs en € 343,- aanvullende beurs) te voorzien. Grief 3 faalt ook.
8 oktober 2018 verwijst het hof naar hetgeen onder 5.4 is overwogen. Grief 4 slaagt deels.