De Rechtbank heeft partijen bij brief van 5 januari 2018 uitgenodigd om ter zitting te worden gehoord in de zaak met procedurenummer LEE 16/1274. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juni 2018. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt. In dit proces-verbaal is onder meer vermeld:
“De rechtbank heeft na bestudering van het dossier het volgende vastgesteld:
Het onderhavige beroep betreft in wezen een drietal beroepen wegens het niet tijdig nemen van een besluit (namelijk de uitspraken op bezwaar), hierna ook als beroepen niet tijdig aan te duiden. Verweerder [Hof: de heffingsambtenaar] heeft voor het belastingjaar 2015 een drietal WOZ-beschikkingen opgelegd aan [C] , [A] en [B] . Deze drie WOZ-beschikkingen betreffen de objecten aan de [b-straat] 49 en [a-straat] 6 te [Z] . (…)
Verweerder heeft tijdens dit beroep, met dagtekening 7 juli 2016, uitspraken op bezwaar gedaan. De gemachtigde van eisers heeft tegen deze uitspraken op bezwaar afzonderlijk beroep ingesteld op 16 augustus 2016. De rechtbank heeft deze beroepen geadministreerd onder de zaaknummers LEE 16/3374 en LEE 16/3375. De rechtbank heeft deze beroepen op 15 november 2016 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet tijdig betalen van het griffierecht.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de rechtbank met de uitspraken van 15 november 2016 een onjuiste beslissing genomen. (…) De rechtbank had (…) geen griffierecht van eisers mogen heffen en de beroepen zijn ten onrechte kennelijk niet-ontvankelijk verklaard (…). De rechtbank biedt hiervoor haar excuses aan. Wel kan de gemaakt fout worden hersteld.
(…)
Omdat verweerder tijdens het aanhangig zijn van de beroepen niet tijdig alsnog uitspraak op bezwaar heeft gedaan, zijn de beroepen niet tijdig op grond van artikel 6:20, derde lid van de Awb automatisch ook gericht tegen de alsnog gedane uitspraken op bezwaar. Dat die beroepen als zodanig niet-ontvankelijk zijn, doet daar niet aan af.
Er lopen daarom nog drie inhoudelijke beroepen tegen de drie WOZ-beschikkingen bij de rechtbank. De later ingediende afzonderlijke beroepen die bij de rechtbank zijn binnengekomen op 16 augustus 2016, zal de rechtbank aanmerken als een aanvulling van de gronden van die drie beroepen.
De rechtbank komt tot de conclusie dat er nog een inhoudelijke behandeling moet plaatsvinden. (…) De rechtbank zal het onderzoek schorsen.”
Daarop heeft de Rechtbank het beroep met procedurenummer LEE 16/1274 administratief gesplitst in drie beroepen, te weten 16/1274 ( [A] ), 18/1744 ( [C] ; [X] ) en 18/1745 ( [B] ).