ECLI:NL:GHARL:2020:1986

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 maart 2020
Publicatiedatum
6 maart 2020
Zaaknummer
21-003557-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor dubbele doodslag met maximale gevangenisstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor dubbele doodslag op zijn echtgenote en haar zesjarige dochter. De feiten vonden plaats tussen 13 en 14 oktober 2017, waarbij de verdachte zijn vrouw heeft gewurgd en haar keel heeft doorgesneden, en vervolgens ook zijn dochter heeft omgebracht door haar mond te bedekken en haar te verstikken. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor moord met voorbedachte rade, maar dat de doodslag wel wettig en overtuigend bewezen was. De verdachte is volledig toerekeningsvatbaar bevonden, ondanks de argumenten van de verdediging over zijn jeugdige leeftijd en de omstandigheden van zijn detentie. Het hof heeft de gevangenisstraf vastgesteld op twintig jaar, de maximale straf in deze omstandigheden, en heeft de tijd in voorarrest in mindering gebracht. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de nabestaanden, en het hof heeft geen aanleiding gezien om de straf te matigen, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003557-18
Uitspraak d.d.: 11 maart 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 11 juni 2018 met parketnummer 18-830363-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1997,
thans verblijvende in P.I. Ter Apel.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 26 februari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. De advocaat-generaal heeft gevorderd het vonnis van de rechtbank te bevestigen. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadslieden,
mr. R.P. Snorn en mr. J. Andonovski, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De verdachte is in eerste aanleg ter zake het onder 1 impliciet primair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake het onder 1 impliciet subsidiair en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – na nadere omschrijving van de tenlastelegging – ten laste gelegd dat:
1.
hij in de periode van 13 oktober 2017 tot en met 14 oktober 2017, te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , een persoon genaamd [slachtoffer 1] , opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte:
  • met zijn hand(en) en/of arm de keel/hals van die [slachtoffer 1] dichtgedrukt en/of dichtgedrukt gehouden en/of
  • een snoer (telefoonoplader) om de keel/hals van die [slachtoffer 1] gedaan en/of vervolgens voornoemd snoer aangetrokken en/of
  • stomp botsend en/of samendrukkend geweld op de neus en/of mond en/of hals van die [slachtoffer 1] uitgeoefend en/of (aldus) gedurende enige tijd de zuurstoftoevoer van die [slachtoffer 1] afgesloten en/of
  • met een mes in de keel/hals en/of de nek van die [slachtoffer 1] gestoken en/of gesneden;
2.
hij op of omstreeks 14 oktober 2017 te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , een kind genaamd [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] 2011), opzettelijk van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte:
  • (met een doek) op de mond en/of neus en/of het gezicht van die [slachtoffer 2] gedrukt en/of (aldus) samendrukkend en/of smorend geweld op de neus en/of de mond en/of het gezicht van die [slachtoffer 2] uitgeoefend en/of
  • stomp botsend en/of samendrukkend geweld op de hals/kin/nek en/of de romp van die [slachtoffer 2] uitgeoefend en/of (aldus) gedurende enige tijd de zuurstoftoevoer van die [slachtoffer 2] afgesloten.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsoverweging met betrekking tot feit 1

Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de onder 1 impliciet primair ten laste gelegde moord en tot bewezenverklaring van de onder 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde doodslag.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van de onder 1 impliciet primair ten laste gelegde moord dient te worden vrijgesproken nu niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. Voor wat betreft de onder 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde doodslag heeft de verdediging geen verweer gevoerd.
Oordeel van het hof
Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte enig vooropgezet plan heeft gehad om het slachtoffer, [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) van het leven te beroven. Het hof acht verdachtes verklaring aannemelijk dat hij zich die avond overrompeld voelde door de voor hem kwetsende mededeling van het slachtoffer dat zij hem zou verlaten en dat hij door die mededeling in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling een aantal geweldshandelingen heeft gepleegd. Ondanks de tijdspanne die gepaard ging met het plegen van die geweldshandelingen, is het hof niet gebleken dat verdachte gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Derhalve kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld, zodat het hof hem van de onder 1 impliciet primair ten laste gelegde moord zal vrijspreken.
Wel acht het hof op grond van de gebezigde bewijsmiddelen, de bekennende verklaring van verdachte in aanmerking genomen, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag, zoals onder 1 impliciet subsidiair is ten laste gelegd.

Bewijsoverweging met betrekking tot feit 2

Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte niet bewust heeft aanvaard dat door zijn handelen een aanmerkelijke kans op het overlijden van het slachtoffer is ontstaan. Verdachte heeft gedurende vijf tot tien minuten zijn handen op haar mond gedaan en heeft met een doek gedrukt om haar te laten stoppen met gillen en niet met de bedoeling om haar van het leven te beroven, zodat hij niet bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zij zou komen te overlijden.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het ten laste gelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daartoe het volgende.
Uit het voor het bewijs gebezigde NFI-rapport volgt dat het slachtoffer, [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ), is overleden als gevolg van algehele weefselschade door zuurstofgebrek, hetgeen is veroorzaakt door een van de volgende geweldsvormen of een combinatie daarvan. Bij sectie is vastgesteld dat zij onder meer letsels had aan haar mond/neus, aan haar hals/kin/nek en aan haar borstkas en rug. Deze letsels zijn alle bij leven ontstaan door stomp botsend geweld, zoals door stoten, drukken, slaan of anderszins, en/of door (samen)drukkend geweld, zoals door smoren of verwurging. Verdachte heeft verklaard dat hij gedurende vijf tot tien minuten met een doek de mond van [slachtoffer 2] heeft dichtgehouden.
Uit het sectierapport blijkt dat niet alleen sprake is van letsels rond de mond en de neus, maar ook van andere letsels, hetgeen zich niet verhoudt met de verklaring dat verdachte enkel haar mond heeft dichtgehouden met de bedoeling haar te laten stoppen met gillen. Naar het oordeel van het hof moeten de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm – te meer nu het slachtoffer een kind was van slechts zes jaren oud – worden aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dat verdachte de aanmerkelijke kans daarop bewust heeft aanvaard.
Het hof verwerpt het verweer.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 13 oktober 2017 tot en met 14 oktober 2017, te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , een persoon genaamd [slachtoffer 1] , opzettelijk
en met voorbedachten radevan het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte:
  • met zijn hand
  • een snoer (telefoonoplader) om de keel/hals van die [slachtoffer 1] gedaan en
  • stomp botsend en
  • met een mes in de keel/hals
2.
hij op
of omstreeks14 oktober 2017 te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , een kind genaamd [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] 2011), opzettelijk van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte:
  • (met een doek) op de mond en
  • stomp botsend en/of samendrukkend geweld op de hals/kin/nek en
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert op:
telkens: doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de over verdachte uitgebrachte multidisciplinaire rapportages d.d. 2 april 2018 en 25 mei 2019 (triple-onderzoek), beide opgemaakt door H.A. Feringa, klinisch psycholoog, M.H. Braakman, psychiater en cultureel antropoloog en R. Nijboer, forensisch milieuonderzoeker. In de meest recente rapportage is onder meer het volgende overwogen.
Bij betrokkene is geen sprake van verwardheid of psychoses, er zijn geen denkstoornissen of een depressie in engere zin en er lijkt (mede op basis van de informatie van zijn moeder en zus) geen sprake te zijn van ontwikkelingsstoornissen zoals autisme. Ook is er geen sprake van een aanpassingsstoornis of acculturatieproblematiek in termen van DSM-5. (…) Er kan niet gesproken worden van expliciete persoonlijkheidsproblematiek. Qua persoonlijkheid heeft hij wel aanpassingsproblemen, tegenslagen en teleurstellingen kan hij moeilijk incasseren. Een extern beleefde stressor kan hem ontregelen. Er is bij betrokkene sprake van een narcistische dynamiek die zich manifesteert in krenkbaarheid, gevoelens van depressie, behoefte aan controle en mogelijk dwangmatigheid, en perfectionisme. Betrokkene kan in eerste instantie als aangepast imponeren waarbij hij gericht is op bevrediging van eigen wensen en behoeftes. Hij heeft de neiging agressie toe te schrijven aan zijn omgeving waardoor relaties verstoord kunnen raken.
De rapporteurs achten verdachte volledig toerekeningsvatbaar. Het hof acht niet aannemelijk geworden dat sprake is van een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens die van invloed is op de strafbaarheid. De verdachte is derhalve strafbaar.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het vonnis dient te worden bevestigd en verdachte ter zake van dubbele doodslag dient te worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig jaren, met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat met de door de rechtbank opgelegde en de door de advocaat-generaal gevorderde straf onvoldoende recht wordt gedaan aan diverse omstandigheden die tot strafvermindering zouden moeten leiden.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de leeftijd van verdachte (zoals gebruikelijk in [geboorteland] ) weliswaar niet exact kan worden vastgesteld, maar dat de inschatting is dat hij ten tijde van het ten laste gelegde twintig jaren oud was. Dat er geen aanwijzingen bestaan om het jeugdstrafrecht toe te passen, betekent geenszins dat de jeugdige leeftijd van verdachte geen belangrijke factor zou zijn bij het bepalen van de strafmaat. Voorts dient rekening te worden gehouden met de omstandigheid dat verdachte bijzonder veel spijt heeft en berouw heeft getoond, met het feit dat hij zijn medewerking heeft verleend aan het triple-onderzoek als ook – zo begrijpt het hof – aan het onderzoek door de politie en het feit dat de algehele risicoprognose als laag wordt gezien. Daarnaast heeft de raadsman opgemerkt dat voor verdachte niet zonder meer geldt dat hij na het uitzitten van twee derde van de opgelegde gevangenisstraf voorwaardelijk in vrijheid wordt gesteld nu verdachte ongewenst vreemdeling is. Weliswaar kan aan hem strafonderbreking worden verleend, maar te verwachten valt dat hij in [geboorteland] direct straf zal moeten ondergaan, nu hij dit land illegaal heeft verlaten en de dienstplicht heeft ontlopen, terwijl ook geen ander land aan verdachte een legale status zal verlenen vanwege de onderhavige feiten. Ook heeft de raadsman verzocht bij de straftoemeting in aanmerking te nemen dat verdachte zijn dochtertje, die thans in een pleeggezin verblijft, niet zal zien opgroeien en dat hij in de PI geen bezoek ontvangt, waardoor zijn detentieomstandigheden zwaarder zijn dan voor een gemiddelde gedetineerde die wel familie en vrienden in de buurt heeft en op die manier sociaal contact onderhoudt. Tot slot heeft de raadsman geconstateerd dat de redelijke termijn is overschreden, hetgeen naar zijn oordeel niet aan de verdediging is te wijten.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen – en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden – dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan twee levensdelicten. Nadat zijn vrouw [slachtoffer 1] ’s avonds aan hem vertelde dat zij hem wilde verlaten om zich in het buitenland te herenigen met haar ex-partner, heeft verdachte haar op gewelddadige wijze om het leven gebracht. Eerst heeft hij geprobeerd haar met zijn handen te verstikken. Vervolgens heeft hij een snoer van een telefoonlader om haar nek gedaan en dat aangetrokken. Op het moment dat hij het snoer losliet, heeft ze nog geprobeerd te schreeuwen, waarop verdachte met een mes haar keel heeft doorgesneden. Uiteindelijk heeft hij haar in een plas bloed achtergelaten in de badkamer en haar lichaam met een laken afgedekt. Gedurende meerdere uren heeft verdachte vervolgens door het huis gedwaald, terwijl de kinderen in datzelfde huis lagen te slapen. Omstreeks vier of vijf uur in de ochtend werd de oudste dochter van [slachtoffer 1] wakker. Zij kwam uit haar slaapkamer en zag haar moeder in de badkamer liggen. Op het moment dat zij hard begon te schreeuwen, heeft verdachte naar eigen zeggen gedurende vijf tot tien minuten een doek op haar mond gehouden. Blijkens het sectierapport zijn nog meer letsels bij haar vastgesteld dan alleen aan haar mond en neus. Daarna heeft verdachte haar op bed achtergelaten.
Het hof neemt ten aanzien van de ernst van de beide feiten in het bijzonder in aanmerking de hiervoor beschreven wijze waarop verdachte eerst zijn vrouw om het leven heeft gebracht, terwijl hij wist dat op enig moment (een van) de kinderen met haar dode lichaam geconfronteerd zou(den) worden, alsmede dat hij vele uren later zonder enige reden ook haar dochter, een zeer kwetsbaar en weerloos kind van pas zes jaren oud, van het leven heeft beroofd.
Het hof neemt in dit verband zonder meer aan dat verdachte door zijn handelen aan naaste familie van de slachtoffers onnoemelijk veel en onherstelbaar leed heeft toegebracht. Verdachte heeft door zijn handelen niet alleen het leven ontnomen van twee mensen die nog een heel leven voor zich hadden, ook moet de impact hiervan voor zijn eigen dochter buitengewoon groot zijn. Zij zal verder moeten leven zonder haar moeder en halfzus, in de wetenschap dat haar vader daarvoor verantwoordelijk is.
Het hof overweegt dat de argumenten die de verdediging heeft aangevoerd onder omstandigheden zouden kunnen leiden tot matiging van de straf. Gezien de ernst van beide bewezen verklaarde feiten – hetgeen hiervoor gemotiveerd is overwogen – zal het hof evenwel geen matiging toepassen. Ook rekening houdende met de door en namens verdachte aangevoerde (persoonlijke) omstandigheden, is het hof van oordeel dat gezien de ernst van beide feiten, de persoon van verdachte in aanmerking genomen, een gevangenisstraf voor de (in de gegeven omstandigheden) maximale duur van twintig jaren passend en geboden is.
Tot slot constateert het hof dat de zaak in hoger beroep niet is afgedaan binnen zestien maanden nadat verdachte hoger beroep heeft ingesteld. Het hof stelt vast dat namens de gedetineerde verdachte op 22 juni 2018 hoger beroep is ingesteld en het hof eindarrest zal wijzen op 11 maart 2020. Het hof overweegt dat de overschrijding van die termijn mede het gevolg is van de onderzoekswensen van de verdediging, te weten het opmaken van een nieuwe rapportage door drie gedragsdeskundigen, alsmede de omstandigheid dat de voormalig raadsvrouw van verdachte zich kort voor de aanvankelijk geplande inhoudelijke behandeling van 4 december 2019 heeft onttrokken. Dit leidt tot het oordeel dat noch in eerste aanleg, noch in hoger beroep de redelijke termijn is overschreden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. L.J. Bosch, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. M.J.F. van der Wolf, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K. Elema, griffier,
en op 11 maart 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.J.F. van der Wolf is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.