4.2De man is met zeven grieven (1 tot en met 7) in hoger beroep gekomen van de beschikking van 5 juni 2019. Hij verzoekt het hof, deels onder wijziging van het petitum van zijn verzoek in eerste aanleg, die beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, de beschikking van 15 juni 2011, althans de tussen partijen daaraan voorafgaand gesloten overeenkomsten, te wijzigen en
a. de bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw op nihil vast te stellen primair per 24 juni 2011 (datum inschrijving van de echtscheidingsbeschikking) subsidiair met ingang van de datum en op het bedrag of de bedragen voor één of meerdere perioden die het hof juist acht;
b. de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen per kind per maand vast te stellen:
- per 1 januari 2012 op € 322,-;
- per 1 januari 2013 op € 259,-;
- per 1 januari 2014 op € 232,-;
- per 1 januari 2015 op € 250,-;
- per 1 januari 2016 op € 224,-;
- per 1 april 2017 op € 216,-;
- per 1 juli 2018 op € 181,-;
- per 1 januari 2019 op € 188,-
en voorts laatstgenoemde bijdrage per kind per maand te verlagen:
- per 1 juli 2019 met € 16,-,
- per 1 juli 2020 met € 34,- en
- per 1 juli 2021 met € 57,-,
althans met de ingangsdatum en op het bedrag/de bedragen voor één of meerdere perioden die het hof juist acht.
De man verzoekt het hof voorts te bepalen dat de vrouw aan hem dient terug te betalen het verschil van hetgeen de man over de periode vanaf 2 juni 2018 inmiddels daadwerkelijk heeft betaald en het hof ter zake van de onder 2 te bepalen bijdrage (kinderalimentatie) over die periode nader zal vaststellen, alsmede de door de man over de daaraan voorafgaande periode gedane indexeringsnabetaling van € 1.480,05, en de vrouw daartoe te veroordelen, te vermeerderen met de daarover te berekenen wettelijke rente vanaf 31 januari 2019, subsidiair de man toe te staan de door hem te veel betaalde alimentatie te verrekenen met toekomstige termijnen.
De man verzoekt het hof de vrouw bovendien primair te veroordelen tot terugbetaling van € 615,20, althans al hetgeen zij ter zake van de door haar ten laste van de man gelegde beslagen dan wel andere invorderingsmaatregelen ter zake van partneralimentatie heeft ontvangen, te vermeerderen met de daarover te berekenen wettelijke rente vanaf 15 maart 2019, subsidiair de man toe te staan de door hem te veel betaalde alimentatie te verrekenen met toekomstige termijnen.
De man vraagt het hof de proceskosten tussen partijen te compenseren.