In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot dwangakkoord van de appellant, die in eerste aanleg door de rechtbank Overijssel was afgewezen. De appellant, die een aanzienlijke schuldenlast heeft van € 375.797,73, had een schuldenregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, maar deze werd door enkele belangrijke schuldeisers, waaronder Benthem Gratama Advocaten B.V. en Van der Steeg Vastgoed B.V., niet geaccepteerd. Het hof heeft vastgesteld dat het aangeboden prognoseakkoord onduidelijkheden vertoonde met betrekking tot de inhoud, de wijze van afdragen en de controle op de nakoming van de verplichtingen. Het hof oordeelde dat de appellant niet voldoende had aangetoond dat het aanbod het maximaal haalbare was en dat de schuldeisers in redelijkheid hun instemming met het akkoord konden onthouden. Het hof bekrachtigde daarmee het vonnis van de rechtbank, waarbij werd overwogen dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij het maximaal mogelijke aan zijn schuldeisers had aangeboden. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke documentatie en onderbouwing van een aangeboden akkoord in het kader van de Faillissementswet.