Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
(€ 9.000,-), 11 september 2008 € 10.000,-, 15 november 2008 € 20.000,-, 2 oktober 2009
€ 50.000,- en 3 maart 2010 € 15.000,-. In totaal derhalve € 138.000,-.
€ 170.000,-.
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
€ 170.000,- exclusief btw zal zijn ontbonden;
De beoordeling van de grieven en de vordering
“puinbreek machine lokomo 170000,-”. Dat ontmanteling en transport van de machine van Hengelo naar [A] onderdeel was van de koopovereenkomst, zoals [appellant] stelt, blijkt niet uit de tekst van de factuur. Dit blijkt ook niet uit de door [appellant] aangehaalde getuigenverklaringen. Uit het enkele feit dat [geïntimeerde] en [appellant] de machine in Hengelo hebben bekeken volgt niet zonder bijkomende feiten en omstandigheden, die niet zijn gesteld, dat ontmanteling en vervoer naar [A] onderdeel van de koopovereenkomst was. Nu door [appellant] geen andere feiten en omstandigheden ter onderbouwing zijn aangevoerd gaat het hof er van uit dat de gesloten koopovereenkomst voor [appellant] enkel de verplichting tot levering van de machine af [A] bevatte.
“Goederen moeten zijn afgehaald en betaald binnen 3 maand na faktuurdatum, worden goederen niet afgehaald binnen deze termijn worden stallingskosten berekent”een week na totstandkoming van de koopovereenkomst heeft overhandigd en dat hij pas na drie maanden voor het eerst met [geïntimeerde] over stallingskosten heeft gesproken. [E] heeft verklaard dat is afgesproken stallingskosten te betalen maar hij weet niet meer wanneer die afspraak is gemaakt. [geïntimeerde] heeft betwist dat in 2008 een nadere afspraak tot stand is gekomen en heeft verklaard dat nooit over stallingskosten is gesproken. Het verweer van [geïntimeerde] wordt ondersteund door het feit dat [appellant] nimmer uitvoering heeft gegeven aan de door hem gestelde afspraak en geen stallingskosten in rekening heeft gebracht. Verder is onduidelijk wanneer een afspraak over de stallingskosten dan zou zijn gemaakt. Het enkel overhandigen van een factuur door [appellant] waarop staat dat na drie maanden stallingskosten worden berekend is onvoldoende voor het tot stand komen van een afspraak over stallingskosten. Gelet hierop heeft [appellant] zijn stelling onvoldoende onderbouwd en verwerpt het hof zijn stelling dat tussen partijen in 2008 een afspraak is gemaakt over stallingskosten. Of partijen nadien in november 2012 afspraken hebben gemaakt over stallingskosten komt hierna aan de orde.
5.De beslissing
uitsluitendbewijs door bewijsstukken wenst te leveren, hij die stukken op de roldatum 31 maart 2020 in het geding dient brengen;
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zal opgeven op de
roldatum