Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant]en
[appellante],
[geïntimeerde1]en
[geïntimeerde2],
1.Het geding in eerste aanleg
30 januari 2019 dat de rechtbank Overijssel (team kanton en handelsrecht, locatie Almelo) heeft gewezen.
2.Het geding in hoger beroep
30 januari 2019 te vernietigen en hun vorderingen alsnog toe te wijzen.
[appellanten] c.s. een woning verkocht aan de [a-straat] 39 te [C] voor een bedrag van
e-mailbericht een beroep op de bedenktijd gedaan en daarmee ‘de bedenktijd gesloten’. Zij lieten [appellanten] c.s. weten besloten te hebben het huis aan een derde te gunnen. [appellanten] c.s. hebben zich daarbij niet neergelegd en [geïntimeerden] c.s. bij brief van hun advocaat van 4 november 2017 gesommeerd tot nakoming van hun verplichtingen en medewerking aan het in de koopovereenkomst op 15 december 2017 bepaalde transport. [geïntimeerden] c.s. hebben daarop bij brief van hun advocaat van 8 november 2017 laten weten niet aan die sommatie te zullen voldoen. Zij achtten de koopovereenkomst ontbonden en schrijven verder in die brief dat [appellanten] c.s. een kort geding moeten beginnen als zij aanspraak zouden maken op levering. [appellanten] c.s. hebben geen kort geding aanhangig gemaakt. Zij hebben bij brief van
15 november 2017 aanspraak gemaakt op de contractuele boete van 10% van de koopsom
(€ 38.000,-). [geïntimeerden] c.s. hebben deze niet betaald.
4.Beschrijving van het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de bezwaren in hoger beroep
om welke reden dan ookvan de koopovereenkomst af te zien. Die bevoegdheid is juist niet gegeven voor een situatie als waarom het hier gaat. Zij beroepen zich daarbij op de wetsgeschiedenis van artikel 7:2 BW. [geïntimeerden] c.s. hebben met de opname in de koopovereenkomst van de bedenktijd van drie dagen ook voor hen ‘dubbel spel’ gespeeld, geen open kaart gespeeld, [appellanten] c.s. de nodige (materiële en immateriële) schade toegebracht, terwijl de bedoeling van de bedenktijd is gelegen in bescherming tegen ondoordachte, impulsieve beslissingen en niet voor het maken van ‘een definitieve keuze’ uit woningen, wat in het geval van [geïntimeerden] c.s. (per analogie) neerkomt op ‘een definitieve keuze’ uit verschillende gegadigden.
Dit doortrekkend naar de verkoper is inderdaad goed te begrijpen het inzicht van [appellanten] c.s. dat het ‘gelijke’ recht door deze niet mocht worden gebruikt voor het maken van een definitieve keuze uit meerdere gegadigden. Dat zou immers betekenen dat de verkoper daardoor in een betere positie komt dan de koper en de belangen van de kopers onevenredig worden geschaad. Die ongelijkheid hebben partijen juist willen voorkomen.
[geïntimeerden] c.s. voor [D] geleid, met ontbinding van de met [appellanten] c.s. gesloten koopovereenkomst.
8 november 2017 ook tot uitdrukking brachten, waren [appellanten] c.s. niet verplicht een kort geding te beginnen als zij aanspraak maakten op levering. In zoverre heeft vanaf het begin een misvatting bestaan bij [geïntimeerden] c.s. Van eigen schuld van [appellanten] c.s. is dus geen sprake. Dat [appellanten] c.s. daadwerkelijk schade hebben geleden door de niet-nakoming van [geïntimeerden] c.s. van de koopovereenkomst acht het hof voldoende aannemelijk. Zij hebben onbestreden aangevoerd dat zij hun eigen huis in Arnhem ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst reeds hadden verkocht en aan een opleveringsdatum vastzaten.
Als gevolg van het feit dat zij de door hen gekozen en gekochte woning niet konden betrekken, waren er voor hen dus (opnieuw) de inspanning, problemen en kosten van het alsnog vinden van een andere, geschikte woning voor hun gezin met schoolgaande kinderen op de kortste termijn.