ECLI:NL:GHARL:2020:1851

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 maart 2020
Publicatiedatum
3 maart 2020
Zaaknummer
200.270.712
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot benoeming van een bijzondere curator in een gezagskwestie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de benoeming van een bijzondere curator voor de minderjarige [kind 1]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, waarin het gezamenlijk gezag van de ouders over de kinderen was beëindigd en de vader alleen belast werd met het gezag. De moeder verzocht het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en een bijzondere curator voor [kind 1] te benoemen, omdat zij meende dat er een belangenstrijd was tussen de ouders en de minderjarige.

Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de moeder en vader, bijgestaan door hun advocaten, aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de GI en de raad voor de kinderbescherming. De minderjarige [kind 1] had eerder zijn mening over het gezag en de benoeming van een bijzondere curator geuit. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen sinds 19 februari 2016 onder toezicht staan en dat er al veel hulpverlening voor [kind 1] is ingezet.

De beslissing van het hof is gebaseerd op artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek, waarin staat dat een bijzondere curator kan worden benoemd als de belangen van de met het gezag belaste ouder(s) in strijd zijn met die van de minderjarige. Het hof concludeert dat er in dit geval geen voldoende strijd is aangetoond tussen de belangen van de ouders en die van [kind 1]. Het verzoek van de moeder tot benoeming van een bijzondere curator wordt afgewezen, omdat de belangen van [kind 1] al voldoende worden behartigd door de betrokken hulpverleners.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.270.712
(zaaknummer rechtbank Gelderland 355417)
beschikking van 3 maart 2020
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S.C.M. Wouda-van Velzen te Arnhem,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep, verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. W.G. Kuster-van de Ven te Nijmegen.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
stichting
Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,
gevestigd te Arnhem,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 17 september 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder: de bestreden beschikking. In die - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking is het gezamenlijk gezag van de ouders over de hierna te noemen kinderen beëindigd en is de vader alleen belast met het gezag over de kinderen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 13 december 2019;
- het verweerschrift van de vader;
-het verweerschrift van de GI.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 4 februari 2020 plaatsgevonden.
Aanwezig waren:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] namens de GI;
  • [vertegenwoordiger van de raad] namens de raad voor de kinderbescherming.
2.3
De hierna te noemen minderjarige [kind 1] heeft in een brief van 18 december 2018 zijn mening geven over het gezag. [kind 1] heeft ook zijn mening gegeven over de benoeming van een bijzondere curator.

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader zijn de ouders van de minderjarigen:
  • [kind 2] , geboren op [geboortedatum 1] 2004 te [geboorteplaats] (verder [kind 2] ), en
  • [kind 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2008 te [geboorteplaats] (verder: [kind 1] ).
De vader heeft de kinderen erkend.
De moeder en de vader zijn ook de ouders van de meerderjarige [kind 3] . [kind 3] woont bij de moeder.
3.2
De kinderen zijn sinds 19 februari 2016 onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling van de kinderen is voor het laatst verlengd tot 19 juli 2020.
3.3
[kind 1] woonde tot juni 2018 bij de moeder. Vanaf juni 2018 tot en met juni 2019 woonde hij bij de vader. [kind 1] is sinds juli 2019 uit huis geplaatst. Hij woont na een verblijf in een crisispleeggezin op een leefgroep van [naam instelling] in [plaats] . [kind 2] woont bij de vader.

4.De omvang van het geschil

4.1
De moeder heeft hoger beroep ingesteld tegen de bestreden beschikking. Zij verzoekt het hof - kort gezegd - de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de vader tot beëindiging van het gezamenlijk ouderlijk gezag over [kind 1] alsnog af te wijzen, dan wel (de beslissing op) dat verzoek aan te houden totdat er duidelijkheid is over het toekomstperspectief. Ook verzoekt de moeder een onafhankelijk (raads)onderzoek te gelasten. Deze verzoeken hebben betrekking op de beëindiging van het gezag van de moeder over [kind 1] . Deze verzoeken zijn door het hof geadministreerd onder nummer 200.270.709. Op die verzoeken zal het hof later beslissen.
Het hof oordeelt in deze beschikking eerst over het (derde) verzoek van de moeder, namelijk het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator voor [kind 1] Dat verzoek heeft het hof geadministreerd onder zaaknummer 200.270.712.
4.2
De vader voert verweer. De vader verzoekt het hof zowel in de hoofdzaak als in deze procedure - uitvoerbaar bij voorraad - de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken in hoger beroep dan wel de verzoeken van de moeder af te wijzen met bekrachtiging van de bestreden beschikking.
4.3
De GI voert verweer en verzoekt het verzoek van de moeder tot benoeming van een bijzondere curator voor [kind 1] af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
In artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat - kort weergegeven - dat de rechter, wanneer in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige de belangen van de met het gezag belaste ouders of één van hen in strijd zijn met die van de minderjarige, een bijzondere curator kan benoemen om de minderjarige zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen. Bij de beantwoording van de vraag of benoeming van een bijzondere curator is aangewezen, staat het belang van de minderjarige voorop.
5.2
Uit artikel 1:250 BW volgt dat de rechter slechts tot benoeming van een bijzondere curator overgaat, indien de belangen van (één van) de met het gezag belaste ouder(s) in strijd zijn met die van de minderjarige. De wetgever heeft bedoeld een mogelijkheid tot benoeming van een bijzondere curator te geven als over de verzorging en opvoeding van een minderjarige een wezenlijk conflict is ontstaan tussen de minderjarige en degene die als wettelijk vertegenwoordiger met zijn verzorging en opvoeding is belast (Hoge Raad 4 februari 2005, HR:2005:AR4850).
5.3
Het hof is van oordeel dat in dit geval niet (voldoende) is komen vast te staan dat sprake is van de in artikel 1:250 BW genoemde strijd tussen de belangen van de (met het gezag belaste) ouder met die van [kind 1] . Het is dan ook niet nodig een bijzondere curator te benoemen. Wel ziet het hof dat sprake is van strijd tussen de beide ouders en ook tussen de moeder en de GI, maar dat is geen conflict tussen [kind 1] en de vader, of tussen [kind 1] en zijn moeder. Het hof betrekt bij dit oordeel ook dat de GI en de raad hebben geadviseerd geen bijzondere curator te benoemen, omdat dit te belastend voor [kind 1] is en (zo begrijpt het hof) dus niet in het belang van [kind 1] . Er is al veel hulpverlening voor [kind 1] . Zo is [kind 1] op 15 augustus 2019 aangemeld bij een kindercoach, met wie hij zijn gevoelens kan delen. Daarnaast is vanaf half december 2019 een ambulante hulpverlener ingezet om de bezoeken van [kind 1] met de moeder en de vader te begeleiden. Het hof vindt het, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet aannemelijk dat deze professionele hulpverleners zoals de moeder zegt, niet goed naar de wensen van [kind 1] luisteren. Het hof vindt dat de belangen van [kind 1] door de betrokkenheid van de neutrale hulpverleners, met wie [kind 1] ook kan bespreken bij welke ouder hij het liefst wil wonen, voldoende worden behartigd.
5.4
Het hof zal het verzoek van de moeder tot benoeming van een bijzondere curator afwijzen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, A. Smeeïng-van Hees en
L. Hamer, is bij afwezigheid van de voorzitter getekend door mr. Smeeïng-van Hees, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard als griffier, en is op 3 maart 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.