Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.De procedure in eerste aanleg
2.De procedure in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 11 juni 2019;
- het verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep;
- een journaalbericht van mr. Bos van 8 augustus 2019 met producties;
- een journaalbericht van mr. Bos van 6 december 2019 met producties;
- een journaalbericht van mr. Van Olst van 6 december 2019 met producties;
- een journaalbericht van mr. Van Olst van 10 december met producties, waaronder vermeerdering van het verzoek, en
- een journaalbericht van mr. Van Bos van 13 december 2019 met producties.
3.De feiten
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2002 te [C] (hierna: [de minderjarige1] ) en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2005 te [C] (hierna: [de minderjarige2] ).
Het inkomen van de moeder bedraagt € 58.108 (loon volgens jaaropgaaf 2014 [E] ), € 8.888 (uitkering pensioenfonds [E] ), € 7.199 (WIA-uitkering), € 3.694 (uitkering Interpolis), is in totaal € 77.889. De moeder heeft een dienstverband van 26 uur per week. Daarnaast wordt rekening gehouden met een rendement van 4% op vermogen (€740.000, zijnde het vermogen dat zij meer heeft dan de vader) ad € 29.600 per jaar. Het totale inkomen van de moeder bedraagt € 107.489 bruto per jaar. Daarnaast zal de moeder totdat de jongste dochter 12 jaar is de inkomensafhankelijke combinatiekorting ontvangen ad € 2.152 per jaar.
Een behoefte van de kinderen ad € 1.435 (netto gezinsinkomen hoger dan € 6.000 per maand, 2 kinderen, aantal kinderbijslagpunten 0 + 2 = 2).
Verblijfskosten van de kinderen van 70% hiervan is € 1.004,50.
Eigen aandeel van de ouders in de kindgebonden kosten (naast de kinderbijslag) van 30% van € 1.435, is €430,50, te vermeerderen met de kosten van de BSO (€ 80,- + € 140,76), is in totaal € 651,26 per maand.
Een zorgregeling als opgenomen in art. 2.2 van dit ouderschapsplan, waarbij de kinderen bij ieder van de ouders ongeveer in gelijke mate verblijven.
een rekening met nr. [00000] ten name van de man en/of de vrouw en (…) [de minderjarige1] , saldo per 12-03-2015 € 12.103,51;
een rekening met nr. [00001] ten name van de man en/of de vrouw en (…) [de minderjarige2] , saldo per 12-03-2015 € 12.095,71.
Er zullen geen opnames van deze rekening worden verricht voordat het betreffende kind 18 jaar is.
De ouders zullen in onderling overleg afspreken of en zo ja voor welk bedrag door wie gespaard gaat worden.
Het saldo zal alleen worden aangewend ten behoeve van het betreffende kind. Voor opname en besteding is de instemming van beide ouders vereist.
Het saldo is in beginsel bestemd voor studie, vervolgopleiding of rijbewijs van het betreffende kind. Indien het betreffende kind geen vervolgopleiding gaat volgen of indien het saldo hoger is dan nodig is voor de studie, zal dit worden aangewend voor een duurzame bestemming ten behoeve van het kind, in onderling overleg door de ouders met het betreffende kind te bepalen (…).
- iedere zondag van 19.00 uur tot dinsdag naar school en iedere donderdag van 18.15 uur tot vrijdag 17.30 uur en
- aan het eind van de even weken van vrijdag 17.30 uur tot zondag 19.00 uur.
4.Het geschil
- de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen met ingang van 1 april 2018 bepaald op € 388,50 per kind per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
- bepaald dat de man de bankrekening met nummer [00002] , die op 23 oktober 2018 met een saldo van € 1.200,- ten behoeve van de kinderen op zijn naam is gesteld, beheert met inachtneming van hetgeen in artikel 4.7 van het ouderschapsplan is opgenomen, en bepaald dat de vrouw de spaarrekeningen van de kinderen met de nummers [00003] en [00004] zal beheren, met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.7 van het ouderschapsplan.
primair
- primair: de beschikking van de rechtbank, te weten 1 april 2019,
- subsidiair: de datum van de herstelbeschikking, te weten 29 mei 2019,
- meer subsidiair: de datum indiending van het beroepschrift en
- uiterst subsidiair: de datum van de door het hof te wijzen beschikking, dan wel een datum die het hof juist oordeelt,
subsidiair
- primair: de datum van de door het hof te wijzen beschikking,
- subsidiair: de datum indiening van het beroepschrift,
- meer subsidiair: de datum van de herstelbeschikking en
- uiterst subsidiair: de datum van de bestreden beschikking, te weten 1 april 2019.
primair
5.De overwegingen voor de beslissing
substantiële(curs. hof) wijziging in het inkomen. Uit de aangifte IB 2017 van de man blijkt een verzamelinkomen van € 141.938,- bij een totale heffing (inkomstenbelasting, premies en dividendbelasting) van € 62.469,-. Volgens de toelichting van de man is het verzamelinkomen over 2017 inclusief een ontvangen compensatie voor onvrijwillige en onterechte contractbeëindiging.
6.Slotsom
7.De beslissing
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2002 te [C] en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2005 te [C]
- 1 april 2018: € 376,50 per kind per maand;
- 1 januari 2019: € 384,03 en
- 1 januari 2020 € 393,63,