GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
zaaknummer gerechtshof 200.265.723/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 231244)
beschikking van 27 februari 2020
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. van der Burg te Zwolle,
de raad voor de kinderbescherming,
regio Overijssel, locatie Zwolle,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de raad,
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
de gezinshuisouders van [de minderjarige2],
te [B] .
Als informant is aangemerkt:
woongroep [C],
te [A] .
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 16 juli 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2 Het geding in hoger beroep
2.1Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 9 september 2019;
- het verweerschrift van de GI met productie(s);
- het verweerschrift van de raad met productie(s).
2.2De hierna te noemen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben van het hof de gelegenheid gekregen hun mening te geven over het verzoek van de moeder. [de minderjarige1] heeft bij brief van 21 januari 2020 laten weten zijn mening niet te willen geven. [de minderjarige2] heeft bij brief van 20 januari 2020 aan het hof zijn mening kenbaar gemaakt.
2.3De mondelinge behandeling heeft op 13 februari 2020 plaatsgevonden. De moeder is in persoon verschenen, vergezeld door haar begeleidster ( [D] ) en bijgestaan door haar advocaat. Namens de raad is [E] verschenen. Namens de GI is [F] verschenen.