Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het hoofdverblijf van de minderjarige [de minderjarige1]. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft verzocht om wijziging van de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] naar zijn adres. De moeder, verweerster in hoger beroep, heeft verzocht om het verzoek van de vader af te wijzen. Het hof heeft in eerdere tussenbeschikkingen de raad voor de kinderbescherming verzocht om onderzoek te doen naar de situatie van [de minderjarige1]. De raad heeft geadviseerd om de hoofdverblijfplaats voorlopig bij de moeder te laten, met de voorwaarde dat zij binnen een half jaar een woning zoekt dichter bij de vader.
Tijdens de mondelinge behandeling op 30 januari 2020 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het hof heeft vastgesteld dat [de minderjarige1] sinds de scheiding van haar ouders in 2013 bij haar moeder woont en dat zij in [B] naar school gaat en haar sociale leven heeft. Het hof heeft geen aanleiding gezien om een bijzondere curator te benoemen, omdat er geen belangenconflict is aangetoond. Het hof heeft geconcludeerd dat het in het belang van [de minderjarige1] is om nu duidelijkheid te geven over haar hoofdverblijfplaats, gezien de onrust en de veranderingen die zij heeft meegemaakt.
Uiteindelijk heeft het hof het verzoek van de vader tot wijziging van de hoofdverblijfplaats afgewezen en de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland bekrachtigd. Het hof heeft partijen aangeraden om hulpverlening in te schakelen om hun communicatie te verbeteren, wat van belang is voor [de minderjarige1].