Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
4.De slotsom
€ 7.838,00(2 punten x tarief € 3.919)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de terugvordering van geld door de curator van J. Norder Beheer B.V. door Noweka2 B.V. De curator vorderde betaling van een bedrag dat door de gefailleerde aan Noweka ter beschikking was gesteld. De centrale vraag was of dit bedrag als een kapitaalstorting of als een in rekening-courant geboekte lening moest worden gekwalificeerd. Het hof oordeelde dat er sprake was van een geldlening en niet van een kapitaalstorting. De rechtbank Gelderland had eerder in een vonnis van 20 juni 2018 de vordering van de curator toegewezen, waarop Noweka in hoger beroep ging met vijf grieven.
Het hof heeft de feiten uit het eerdere vonnis overgenomen en geconcludeerd dat de participanten in Noweka, waaronder Norder Beheer, nooit de intentie hebben gehad om een kapitaalstorting te doen. De administratie van Noweka en de gefailleerde toonde aan dat het ter beschikking gestelde geld als een lening was geboekt. Het hof verwierp de argumenten van Noweka dat de curator niet op de administratie had mogen afgaan en dat er sprake was van een kapitaalstorting. De grieven van Noweka werden verworpen en het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, waarbij Noweka werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
De uitspraak benadrukt het belang van de juiste kwalificatie van financiële transacties in het faillissementsrecht en de gevolgen daarvan voor de terugvordering van gelden door curatoren. Het hof stelde vast dat de participanten het geld niet als eigen vermogen zagen, maar als vreemd vermogen, wat de conclusie van een lening versterkte. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad en de kosten van de procedure werden vastgesteld.