Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze tussenbeschikking van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, uitgesproken op 18 februari 2020, wordt de verlenging van de uithuisplaatsing van de minderjarige [de minderjarige1] besproken. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft bezwaar gemaakt tegen de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, die door de kinderrechter was verleend tot 19 juni 2020. De moeder is van mening dat de uithuisplaatsing onterecht is en dat [de minderjarige1] zo snel mogelijk weer bij haar thuis moet wonen. De GI, William Schrikker Stichting, verzet zich tegen dit verzoek en vraagt om bekrachtiging van de eerdere beschikking.
Het hof heeft tijdens de mondelinge behandeling op 31 januari 2020 geconstateerd dat er grote zorgen zijn over de situatie van [de minderjarige1], die sinds 5 februari 2019 in een behandelcentrum verblijft. De moeder heeft aangegeven dat zij aan zichzelf heeft gewerkt en dat er een goede samenwerking met de hulpverlening is ontstaan. Echter, het hof wijst op de onwenselijke situatie waarin de uithuisplaatsing is uitgevoerd, met wisselingen van jeugdzorgwerkers en een gebrek aan duidelijkheid over de toekomst van [de minderjarige1].
Het hof heeft besloten om de behandeling van de zaak aan te houden tot 3 april 2020, om aanvullende informatie van de GI te ontvangen over de voortgang van de ondertoezichtstelling en de mogelijkheden voor een gezinskliniek. De beslissing over de verlenging van de uithuisplaatsing wordt uitgesteld, zodat er meer duidelijkheid kan komen over het perspectief van [de minderjarige1].