Uitspraak
Overwegingen:
Beslissing
[terbeschikkinggestelde] niet-ontvankelijkin het tegen de beslissing van de Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, van 2 oktober 2019 ingestelde hoger beroep.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de terbeschikkingstelling van een betrokkene, geboren in Somalië in 1970, die verblijft in een Forensisch Psychiatrisch Centrum. Het hoger beroep was ingesteld tegen een beslissing van de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, van 24 september 2019, waarin de verlenging van de terbeschikkingstelling met een jaar werd uitgesproken en het verzoek tot aanhouding werd afgewezen. Tijdens de zitting op 9 januari 2020 heeft het hof de raadsman van de terbeschikkinggestelde, mr. M.A.I. Witlox, en de advocaat-generaal, mr. D.J. de Jong, gehoord. De raadsman betoogde dat het hof geen beslissing meer kon nemen omdat het hoger beroep was ingetrokken voordat de zaak was uitroepen, verwijzend naar artikel 435 van het Wetboek van Strafvordering. Subsidiair pleitte hij voor niet-ontvankelijkheid wegens gebrek aan belang. De advocaat-generaal steunde deze conclusie en stelde dat behandeling van het hoger beroep niet nodig was.
Het hof oordeelde dat het onderzoek ter terechtzitting was aangevangen op 30 december 2019, toen de terbeschikkinggestelde door een raadsheer was gehoord. Dit betekende dat er een eindbeslissing moest volgen. Aangezien zowel de raadsman als de advocaat-generaal geen reden zagen voor verdere behandeling van het hoger beroep, verklaarde het hof de terbeschikkinggestelde niet-ontvankelijk in zijn beroep wegens gebrek aan belang. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 23 januari 2020, waarbij de voorzitter en de raadsheren aanwezig waren, maar de raden en de griffier niet in staat waren de beslissing mede te ondertekenen.