ECLI:NL:GHARL:2020:1419

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 februari 2020
Publicatiedatum
19 februari 2020
Zaaknummer
200.269.536
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek voorlopig getuigenverhoor inzake verzekering na brand

In deze tussenuitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 18 februari 2020, is het verzoek van Achmea Schadeverzekeringen N.V. tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor toegewezen. Achmea had het hof verzocht om getuigen te horen in verband met een geschil over de dekking van een verzekering na een brand in de snackbar van de verweersters, gezamenlijk aangeduid als [De Snackbar c.s.]. De brand vond plaats op 24 juli 2014, en Achmea was van mening dat er negatieve betrokkenheid van [De Snackbar c.s.] bij het ontstaan van de brand zou kunnen zijn. De rechtbank Gelderland had eerder Achmea veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 64.405,-, maar Achmea had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Het hof heeft vastgesteld dat het verzoek van Achmea voldoet aan de wettelijke eisen en dat er geen bezwaren zijn van de zijde van [De Snackbar c.s.]. Het hof heeft bepaald dat het voorlopig getuigenverhoor zal plaatsvinden onder leiding van raadsheer-commissaris mr. P.P.M. Rousseau, en dat Achmea de verhinderdagen van alle betrokkenen uiterlijk drie weken na de uitspraak moet doorgeven aan de griffie. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.269.536
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen: 317278)
beschikking van 18 februari 2020
inzake
de naamloze vennootschap
Achmea Schadeverzekeringen N.V., mede handelend onder de naam Interpolis,
gevestigd te Apeldoorn,
verzoekster,
hierna: Achmea,
advocaat: mr. M. Bouman,
tegen:

1.de vennootschap onder firma[De Snackbar] ,gevestigd te Neede, gemeente Berkelland,2. [verweerder2] ,en3. [verweerder3] ,

beiden wonende te [A] ,
verweersters,
hierna gezamenlijk: [De Snackbar c.s.] ,
advocaat: mr. G.H. Hoekman.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen op 21 november 2019 bij de griffie van het hof, heeft Achmea het hof verzocht een voorlopig getuigenverhoor te bevelen.
1.2
Bij brief van 2 december 2019 heeft mr. Bouman namens Achmea ontbrekende stukken aan het hof toegezonden en het hof bericht dat zij instemt met het achterwege laten van een mondelinge behandeling.
1.3
Bij brieven van 20 december 2019 en 8 januari 2020 heeft mr. Hoekman namens [De Snackbar c.s.] aan het hof bericht toestemming te verlenen voor het houden van het voorlopig getuigenverhoor zonder het houden van een mondelinge behandeling.
1.4
Vervolgens heeft het hof beschikking bepaald.

2.De motivering van de beslissing in hoger beroep

2.1
Tussen partijen is in geschil of Achmea op grond van de verzekering, die [De Snackbar c.s.] op 14 juli 2014 bij haar heeft afgesloten, dient over te gaan tot uitkering aan [De Snackbar c.s.] van een bedrag ter hoogte van de schade die is ontstaan door een brand op 24 juli 2014 in de snackbar.
2.2
[De Snackbar c.s.] heeft bij de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, – samengevat – gevorderd dat Achmea wordt veroordeeld om aan haar een bedrag van
€ 215.198,50 (exclusief BTW) uit te keren. In het vonnis van 10 januari 2018 heeft de rechtbank Achmea veroordeeld tot betaling van € 64.405,- vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Bij exploot van 3 april 2018 heeft Achmea hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Zij heeft de zaak op de aangezegde datum bij het hof aangebracht. Deze procedure is bekend bij het hof onder zaaknummer 200.245.871. De procedure is inmiddels ambtshalve geroyeerd.
2.3
Achmea heeft het hof in de onderhavige procedure verzocht om een voorlopig getuigenverhoor te bevelen. Het verzoek van Achmea ziet op het horen van vier getuigen. Achmea wenst deze getuigen te horen teneinde te bezien of tot de conclusie kan worden gekomen dat sprake is van negatieve betrokkenheid van [De Snackbar c.s.] bij het ontstaan van de brand.
2.4
[De Snackbar c.s.] heeft aangegeven in te stemmen met toewijzing van het verzoek.
2.5
Het hof stelt vast dat het verzoek van Achmea voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt. Nu Achmea onweersproken heeft gesteld belang te hebben bij het verzoek, [De Snackbar c.s.] geen bezwaren heeft aangevoerd tegen het verzoek en het hof ook overigens niet is gebleken van gronden voor afwijzing, zal het verzoek van Achmea worden toegewezen.

3.3. De beslissing

Het hof, beschikkende:
wijst het verzoek van Achmea tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor toe;
bepaalt dat een voorlopig getuigenverhoor zal worden gehouden in ieder geval voor het horen van de in het verzoekschrift (onder randnummer 18) genoemde getuigen omtrent de in het verzoekschrift nader omschreven feiten en omstandigheden;
bepaalt dat het verhoor van voornoemde getuigen – en overige getuigen voor zover daarvoor toestemming wordt verleend door de raadsheer-commissaris – zal geschieden ten overstaan van het tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. P.P.M. Rousseau, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem op een nader door deze te bepalen datum en tijdstip;
bepaalt dat partijen bij het getuigenverhoor aanwezig dienen te zijn opdat hen naar aanleiding van de getuigenverklaringen vragen kunnen worden gesteld;
bepaalt dat Achmea de verhinderdagen van partijen, van hun advocaten en van de getuigen in de maanden maart 2020 tot en met juni 2020 zal opgeven
uiterlijk drie weken na uitspraak van deze beschikkingbij de griffie van het hof, waarna datum en tijdstip van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld en in beginsel geen uitstel in verband met verhinderingen zal worden verleend;
bepaalt dat Achmea overeenkomstig artikel 170 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de namen en woonplaatsen van de getuigen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en de griffier van het hof dient op te geven.
Deze beschikking is gegeven door H.L. Wattel, A.E.B. ter Heide en S.B. Boorsma en is in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.