ECLI:NL:GHARL:2020:1343

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 februari 2020
Publicatiedatum
18 februari 2020
Zaaknummer
200.263.748
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing naar het buitenland afgewezen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met haar kinderen naar Polen. De moeder, die de dagelijkse zorg voor de kinderen heeft, verzocht het hof om de eerder door de rechtbank Overijssel afgewezen beschikking te vernietigen. De vader, die in Nederland woont en de kinderen regelmatig ziet, voerde verweer tegen het verzoek van de moeder. Het hof heeft in zijn overwegingen de belangen van de kinderen, de noodzaak van de verhuizing en de gevolgen voor het contact tussen de kinderen en de vader afgewogen. Het hof concludeerde dat de moeder niet voldoende heeft aangetoond dat de verhuizing noodzakelijk was en dat de verhuizing zou leiden tot een aanzienlijke beperking van het contact tussen de kinderen en de vader. De moeder's argumenten over haar sociale netwerk en werkmogelijkheden in Polen werden niet als zwaarwegend genoeg beschouwd. Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd, waarmee de moeder niet de toestemming kreeg om met de kinderen naar Polen te verhuizen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.263.748
(zaaknummer rechtbank Overijssel 229567)
beschikking van 18 februari 2020
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. L.J.A. Eshuis-Nijmeijer te Almelo,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. E. Kocabas-Güler te Zoetermeer.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 20 mei 2019 uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder ook te noemen: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 10 juli 2019;
- het verweerschrift;
- een journaalbericht van mr. Eshuis-Nijmeijer van 6 januari 2020 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 21 januari 2020 plaatsgevonden. De moeder is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat en Z. Terrichova, tolk in de Poolse taal. De vader is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat en A.M. Mazanek, tolk in de Poolse taal. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is [vertegenwoordiger van de raad] verschenen.

3.De feiten

3.1
Partijen hebben tot april 2018 een relatie met elkaar gehad. Vanaf november 2018 zijn zij apart gaan wonen. Zij hebben de Poolse nationaliteit.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
- [kind 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2015 te [geboorteplaats] ,
- [kind 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2017 te [geboorteplaats] ,
over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.
3.3
De kinderen wonen bij de moeder.
3.4
Voor het contact tussen de kinderen en de vader geldt een zorgregeling. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank als voorlopige zorgregeling vastgesteld dat de kinderen een weekend per veertien dagen van vrijdag tot en met zondag bij de vader verblijven, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen. De beslissing over de definitieve zorgregeling heeft de rechtbank in die beschikking aangehouden.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover hier van belang, het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen naar Polen te verhuizen afgewezen.
4.2
De moeder is met acht grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen.
De moeder verzoekt het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en haar alsnog vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen naar Polen te verhuizen.
4.3
De vader voert verweer. Hij verzoekt het hof het verzoek van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over de kinderen belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van de verzorgende ouder en de kinderen, een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt.
5.2
Het hof dient bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen en alle betrokken belangen af te wegen. Het belang van de kinderen is daarbij een overweging van de eerste orde, maar andere belangen kunnen zwaarder wegen. Het hof zal in elk geval acht slaan op de volgende omstandigheden:
  • de noodzaak om te verhuizen;
  • de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
  • de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarigen en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
  • de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
  • de rechten van de andere ouder en de minderjarigen op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
  • de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
  • de frequentie van het contact tussen de minderjarigen en de andere ouder voor en na de verhuizing;
  • de leeftijd van de minderjarigen, hun mening en de mate waarin de minderjarigen geworteld zijn in hun omgeving of juist extra gewend zijn aan verhuizingen;
  • de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
5.3
Vaststaat dat sinds het uiteengaan van de ouders in 2018 de moeder zorgdraagt voor de dagelijkse verzorging en opvoeding van de kinderen.
De moeder dient als hoofdverzorger in beginsel de gelegenheid te krijgen om met de kinderen elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd dat ook rechtvaardigen. Hierna zal worden beoordeeld of de keuze van de moeder om te verhuizen in het kader van de verdere belangenafweging te rechtvaardigen valt.
5.4
Uit de processtukken en het verhandelde ter zitting is het volgende naar voren gekomen. De vader is negen jaar geleden naar Nederland gekomen met de intentie om hier voorgoed te blijven wonen. Op die reden is hij een vast dienstverband aangegaan en heeft hij een huis gekocht in Nederland. Op dit moment heeft hij geen betaalde baan, maar ontvangt hij een WW-uitkering. Hij wil in Nederland blijven wonen en werken.
De moeder is vijf jaar geleden naar Nederland gekomen. Zij heeft zich altijd meer tot Polen aangetrokken gevoeld, maar is hier blijven wonen vanwege haar relatie met de vader. Nu de relatie is geëindigd wil zij met de kinderen terug naar Polen. Zij spreekt de Nederlandse taal slecht en is qua inkomen op dit moment aangewezen op een WW-uitkering en de (fiscale) toeslagen waar zij aanspraak op heeft. Zij heeft nagenoeg geen sociale contacten hier. In Polen wonen haar familie, de familie van de vader en haar vrienden. Zij gaat ervan uit dat zij daar werk en een eigen woning kan krijgen. Zij voelt zich in Nederland niet gelukkig en dit is volgens haar van invloed op het welzijn van de kinderen en haar verdere integratie.
Partijen spreken met elkaar en met hun kinderen in het Pools.
5.5
In het licht van deze omstandigheden zijn de persoonlijke en financiële redenen die de moeder aanvoert voor haar wens om naar Polen te verhuizen begrijpelijk, maar de noodzaak om te verhuizen is daarmee naar het oordeel van het hof nog niet gegeven.
Het ligt op de weg van de moeder om, tegenover de betwisting door de vader, de noodzaak voor de verhuizing aan te tonen. De moeder heeft evenwel niet aangetoond dat het voor haar niet mogelijk is om in Nederland (opnieuw) betaald werk te vinden en te verrichten. Er zijn bijvoorbeeld geen bewijsstukken van sollicitaties in het geding gebracht. De stelling van de moeder, dat de vader niet bereid is de kinderen meer op te vangen waardoor zij beperkt is in haar arbeidsmogelijkheden, heeft de vader weersproken zodat de stelling van de moeder tegen die achtergrond onvoldoende onderbouwd is. Evenmin is aangetoond dat de psychische toestand van de moeder een verhuizing naar Polen noodzakelijk maakt, bijvoorbeeld door een verklaring van een hulpverlener.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de noodzaak voor de moeder om te verhuizen onvoldoende is onderbouwd.
5.6
Met betrekking tot de gevolgen van een eventuele verhuizing voor de kinderen en voor het contact tussen de kinderen en de vader, overweegt het hof als volgt.
[kind 1] is thans vier jaar oud en gaat naar de basisschool. [kind 2] is thans twee jaar oud en gaat naar de peuterspeelzaal. De kinderen wonen sinds hun geboorte met beide ouders in Nederland. Zij kennen wel de Poolse taal (de ouders spreken Pools met de kinderen) en zijn bekend met de omgeving in Polen waar de ouders vandaan komen. Het contact tussen de vader en de kinderen verloopt goed. Naast de geldende voorlopige zorgregeling (hiervoor weergegeven onder overweging 3.4) heeft de vader ook op doordeweekse momenten contact met de kinderen. Beide ouders geven aan dat zij met elkaar kunnen communiceren over de kinderen.
5.7
De verhuizing van de moeder met de kinderen zou een wezenlijke verandering betekenen in de frequentie van het contact tussen de vader en de kinderen in elkaars nabijheid en in de mogelijkheden van de vader om betrokken te zijn bij de dagelijkse activiteiten van de kinderen. Gelet daarop biedt naar het oordeel van het hof de door de moeder voorgestelde zorgregeling bij een verhuizing naar Polen aan de vader onvoldoende compensatie.
De moeder stelt voor dat de vader de kinderen zo vaak kan bezoeken als hij wil en tijdens de vakanties langer kan zien. Volgens haar reist de vader zelf vier of vijf keer per jaar naar Polen. Zij is bereid om in ieder geval één keer per jaar met de kinderen naar Nederland te reizen. Ook stelt zij voor dat de vader via Skype contact met de kinderen kan hebben. De vader heeft echter betwist dat hij vier of vijf keer per jaar naar Polen reist. Volgens hem is dat maximaal twee tot drie keer per jaar, wanneer er belangrijke (familie)aangelegenheden zijn. Het is voor hem niet mogelijk om maandelijks naar Polen te gaan, zeker wanneer hij weer een betaalde baan heeft.
Hieruit volgt dat de vader, in het geval het voorstel van de moeder wordt gevolgd, onvoldoende mogelijkheden heeft om zijn huidige relatie met de kinderen in stand te houden, hetgeen niet in het belang van de kinderen wordt geacht. De moeder heeft geen structurele oplossing geboden waarin regelmatig contact tussen de vader en de kinderen in elkaars nabijheid gewaarborgd is terwijl dat laatste vanwege de jonge leeftijd van de kinderen heel belangrijk is.
5.8
Al het voorgaande in aanmerking nemende en de belangen van de kinderen, de moeder en de vader tegen elkaar afwegend, is het hof van oordeel dat een verhuizing van de kinderen met de moeder naar Polen een zodanige beperking van het contact tussen de vader en de kinderen zou meebrengen dat deze verhuizing niet in het belang van de kinderen is. De door de moeder gestelde belangen bij haar sociale netwerk in Polen en mogelijke voordelen op het gebied van werken en taal indien zij in Polen zou wonen, zijn in het licht van het voorgaande onvoldoende zwaarwegend.
5.9
Tot slot overweegt het hof nog het volgende naar aanleiding van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht over het verblijf van de vader in Thailand. Gebleken is dat de vader afgelopen jaren een aantal keren voor langere periode (circa een maand) in Thailand is verbleven. In tegenstelling tot een WhatsApp-bericht dat hij eerder aan de moeder zond, heeft hij verklaard geen verhuisplannen naar Thailand te hebben. Mocht blijken dat de vader in de toekomst zijn leven toch anders gaat inrichten waardoor hij minder in de buurt van de kinderen verblijft, dan wel aanzienlijk minder in de zorg en opvoeding van de kinderen participeert, dan zou dat kunnen leiden tot een andere uitkomst van de belangenafweging.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 20 mei 2019, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, R. Krijger en D.J.I. Kroezen, bijgestaan door de griffier, en is op 18 februari 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.