In deze zaak gaat het om een geschil tussen een aannemer, h.o.d.n. Bouw-, Klus en Onderhoudsservice, en een huiseigenaar over de herstelwerkzaamheden aan een woonark na brandschade. De huiseigenaar had de aannemer opdracht gegeven voor herstelwerkzaamheden na een brand op 28 januari 2015, waarvoor een offerte van € 65.284,64 was goedgekeurd. De aannemer heeft echter ook extra werkzaamheden verricht die niet in de oorspronkelijke offerte waren opgenomen, waaronder werkzaamheden aan een terras en de installatie van een nieuwe cv-ketel en keuken. De huiseigenaar heeft de aannemer op 9 juni 2015 een voorschot van € 8.500,- betaald, maar de aannemer heeft later een bedrag van € 12.937,85 als meerwerk geclaimd.
In eerste aanleg heeft de kantonrechter de vordering van de huiseigenaar tot terugbetaling van een bedrag van € 12.500,- toegewezen, maar de vordering van de aannemer tot vergoeding van meerwerk werd afgewezen. De aannemer ging in hoger beroep en vorderde vernietiging van het vonnis en betaling van het meerwerk. Het hof oordeelde dat de aannemer recht had op een vergoeding voor het meerwerk, maar dat de huiseigenaar ook recht had op terugbetaling van het teveel betaalde bedrag. Uiteindelijk werd de vordering van de aannemer tot een bedrag van € 4.851,- toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente, en werd het eerdere vonnis vernietigd.
Het hof compenseerde de proceskosten in beide instanties, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten moesten dragen. Dit arrest is gewezen op 18 februari 2020.