Uitspraak
[appellante],
Goedestede,
1.1. Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
[appellante] heeft een memorie van antwoord na deskundigenbericht genomen.
2.Verder over de grieven
De deskundige heeft de advocaat van Goedestede op 2 augustus 2019, na het gesprek, het volgende e-mailbericht gestuurd:
"
Naar aanleiding van ons gesprek van vanochtend en de informatie uit de bijlagen van het rapport van Geluidconsult (die ik vandaag ontving) heb ik in het deskundigenverslag (de TNO-notitie) voetnoot 10 op blz. 8 aangepast en in bijlage C op blz. 19 voetnoot 1 toegevoegd.Ik heb gezien dat de bijlagen bij het rapport van Geluidconsult al onderdeel uitmaakten van het dossier (productie 40). De verwarring is ontstaan omdat ik het rapport van geluidconsult in betere kwaliteit eerder (voorafgaand aan toezending van het gehele projectdossier) had ontvangen van het gerechtshof, maar daarbij zaten geen bijlagen."
Toen de advocaat van Goedestede hem op 5 augustus 2019 verzocht zijn rapport nog niet bij het hof in te dienen en aangaf dat hij op korte termijn zou reageren op de mededeling van de deskundige dat hij niet de beschikking had over de bijlagen bij het rapport van Geluidconsult, antwoordde de deskundige hem in een e-mailbericht van 5 augustus 2019 als volgt:
"
Uw bericht komt te laat, want ik heb het verslag al bij het hof ingediend.Zoals ik u afgelopen vrijdag via e-mail heb verteld, waren de bijlagen bij het rapport wel onderdeel van het dossier. Ik heb de bijlagen eerder ook gezien bij het bestuderen van het dossier, maar dat was al weer enige tijd geleden, en tijdens ons gesprek niet van bewust dat het logboek als bijlage hoorde bij het rapport van Geluidconsult."
- de deskundige in punt 4.2 van zijn rapport een van de bijlagen, het door [C] bijgehouden logboek, vermeldt.
Onder deze omstandigheden is voldoende aannemelijk dat de deskundige in zijn rapport ook rekening heeft gehouden met deze bijlagen. De kritiek van Goedestede op de totstandkoming van het rapport is dan ook niet steekhoudend.
Met deze handelwijze heeft de deskundige partijen ruimschoots in de gelegenheid gesteld om hun inbreng te hebben in de totstandkoming van zijn rapport.
"Terugkomend op de vraag die het gerechtshof heeft gesteld, is de conclusie dat
"a. Zijn er standaarden, richtlijnen of andere voorschriften van toepassing op het meten en beoordelen van geluidoverlast door het geblaf van honden?
“
De vragen van de rechtbank (overgenomen in bijlage A) zijn vooral gericht op aansluiting bij normen, richtlijnen, standaarden en voorschriften die van toepassing (kunnen) zijn op het meten en beoordelen van geluid van buren en hondengeblaf. Juridisch gezien zijn er geen wettelijke voorschriften voor het meten en beoordelen van het geluid van buren. In het deskundigenbericht is aansluiting gezocht bij voorschriften die van toepassing zijn op geluid van een (klein of middelgroot) bedrijf dat onder het Activiteitenbesluit valt. Motivering hiervoor is gegeven in paragraaf 3.1. De Nederlandse Stichting Geluidshinder (NSG) kiest bij het beoordelen van burenlawaai voor dezelfde aansluiting. Op bladzijde 56 van een publicatie van de NSG over burenlawaai staat: “Hoe langer een hond blaft hoe meer hinder. Om daarin enig houvast te krijgen kan gebruik worden gemaakt van de geluidgrenswaarden die voor bedrijven gelden.”
Onder deze omstandigheden is het hof er niet van overtuigd dat voor de beoordeling van geluidhinder door honden aansluiting moet worden gezocht bij de normen die Geluidconsult heeft ontwikkeld.
In dit verband overweegt het hof dat Goedestede, als verhuurder, andere mogelijkheden heeft om het risico op geluidoverlast door dieren te verkleinen, bijvoorbeeld door in de huurovereenkomst regels op te nemen over het aantal huisdieren dat de huurder mag houden.
“
dus ’s nachts zouden de honden (behoudens een incident) niet mogen blaffen”
en
“
Het moet gaan om uitzonderingen, dus hiermee wordt zeker niet bedoeld dat iedere nacht een enkele keer blaffen toelaatbaar is.”
- in elk geval meer dan eenmaal gedurende in totaal nog geen vier minuten in een periode van twee weken (de periode waarin het geluid door Geluidconsult is gemeten) - worden overschreden. Het oordeel van de deskundige dat de conclusie van Geluidconsult dat sprake is van “ontoelaatbaar veel geluidoverlast” niet wordt gedragen door de metingen, bevindingen en toepasselijke normen, wordt niet aangetast door de vaststelling dat in de periode van de metingen eenmaal sprake is geweest van een overschrijding van de toepasselijke geluidnorm.
Goedestede biedt nog wel aan om de heren [D] (een werknemer van Goedestede) en [E] van Geluidconsult als getuigen te doen horen, maar zij vermeldt niet wat deze getuigen zouden kunnen verklaren over de geluidhinder. Het bewijsaanbod is dan ook onvoldoende onderbouwd.
Ten aanzien van [E] geldt dat hij, gezien diens betrokkenheid bij het rapport van Geluidconsult, eerder als (partij)deskundige dan als getuige gehoord zou moeten worden. Het hof heeft echter geen behoefte aan een verklaring van een partijdeskundige en is daartoe ook niet verplicht (vgl. het woord “kan” in artikel 200 Rv).
heeft daartegen aangevoerd dat zij vanaf januari 2015 mantelzorg verleent aan haar partner, die in [F] woont en aan een ernstige huidziekte lijdt en intensieve zorg nodig heeft. Zij verwijst in dit verband naar een verklaring van de dermatoloog van haar partner, die inhoudt dat haar partner intensieve begeleiding krijgt van zijn partner, [appellante] dus, die om die reden bij hem inwoont. Volgens [appellante] is sprake van een tijdelijke situatie, die eindigt wanneer haar partner hersteld is. Zij zou “liever vandaag dan morgen” terugkeren naar haar woning in [A] , aldus [appellante] in haar memorie van antwoord in incidenteel appel van 26 januari 2016.
a. Verblijft [appellante] nog vaak bij haar partner in [F] , al dan niet om hem mantelzorg te verlenen?
b. Zo nee, sinds wanneer niet meer?
c. Zo ja, op welke termijn zal deze situatie eindigen?
d. Hoeveel dagen per week heeft [appellante] in de afgelopen jaren, vanaf 1 januari 2015, in de woning van haar partner in [F] verbleven?