In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 15 december 2017. De belanghebbende, aangeduid als [X] [Z], had beroep ingesteld tegen een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2010, waarbij een belastbaar inkomen van € 97.578 was vastgesteld. Daarnaast was er een vergrijpboete opgelegd van € 12.446. De inspecteur van de Belastingdienst had het bezwaar tegen de navorderingsaanslag gegrond verklaard, maar het bezwaar tegen de navorderingsaanslag voor de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (ZVW) was niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank had het beroep van de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroepschrift te laat was ingediend. De belanghebbende stelde dat de termijn voor het indienen van het beroep pas was aangevangen na de dagtekening van een brief van de inspecteur van 27 maart 2017. Het Hof oordeelde echter dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de uitspraken op bezwaar gedateerd waren op 23 december 2016 en dat de termijn voor het indienen van het beroep op 3 februari 2017 eindigde. Het beroepschrift was pas op 3 maart 2017 ontvangen, waardoor het te laat was ingediend.
Het Hof concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. De belanghebbende was niet verschenen op de zitting, ondanks dat hij op de wettelijk voorgeschreven wijze was uitgenodigd. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De proceskosten werden niet toegewezen, en de uitspraak werd openbaar uitgesproken op 18 februari 2020.