ECLI:NL:GHARL:2020:1312

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 februari 2020
Publicatiedatum
18 februari 2020
Zaaknummer
21-003357-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van bewijsbeslissing en wijziging van straf in hoger beroep bij poging tot woningoverval door jeugdige verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland van 11 juni 2019. De zaak betreft een jeugdige verdachte die beschuldigd werd van een poging tot woningoverval in vereniging. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 100 dagen, waarvan 68 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 140 uren. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen de bewezenverklaring van het tenlastegelegde, waarbij zijn raadsvrouw betoogde dat hij geen deel uitmaakte van de groep die de overval heeft gepleegd.

Het hof heeft het bewijs dat de rechtbank heeft aangenomen, bevestigd en de verdachte in zoverre schuldig bevonden aan het medeplegen van de poging tot woningoverval. Echter, het hof heeft de strafoplegging gewijzigd. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die op het moment van het delict pas 14 jaar oud was, heeft het hof besloten om de werkstraf te verlagen naar 80 uren, subsidiair 40 dagen jeugddetentie. De bijzondere voorwaarden van de proeftijd zijn grotendeels in stand gehouden, met uitzondering van het locatieverbod.

Daarnaast heeft het hof de vordering van de benadeelde partij beoordeeld. De benadeelde partij had een schadevergoeding van € 9.673,49 gevorderd, maar het hof heeft deze vordering gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 4.029,16, bestaande uit materiële en immateriële schade. De overige vordering is niet-ontvankelijk verklaard, en de benadeelde partij kan deze vordering alleen bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank voor het overige bevestigd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003357-19
Uitspraak d.d.: 18 februari 2020
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 11 juni 2019 met parketnummer 05-720296-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te Arnhem op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 4 februari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. A. van den Berg, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 11 juni 2019, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde, kort gezegd een poging om samen met anderen een diefstal te plegen waarbij geweld en bedreiging met geweld is gebruikt, veroordeeld.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het vonnis waarvan beroep wordt bevestigd.
De raadsvrouw heeft aangegeven dat het hoger beroep zich richt tegen de bewezenverklaring van het tenlastegelegde. Net als in eerste aanleg heeft de raadsvrouw, kort en zakelijk weergegeven, bepleit dat verdachte geen deel uitmaakte van de groep van vijf die de poging tot diefstal hebben gepleegd. Hij dient te worden vrijgesproken. Verdachte heeft het tenlastegelegde voortdurend ontkend. Verdachte is ten onrechte door anderen aangewezen als mededader. Deze voor verdachte belastende verklaringen zijn niet betrouwbaar en kunnen niet worden gebruikt om tot een veroordeling van verdachte te komen, aldus de raadsvrouw.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank de bewijsbeslissing ten aanzien van het primair tenlastegelegde op de juiste wijze heeft genomen. Het hof zal het vonnis daarom in zoverre bevestigen. Dat geldt ook voor de beslissingen ten aanzien van de strafbaarheid van het feit en de strafbaarheid van de verdachte.
Het hof vernietigt het vonnis voor wat betreft de strafoplegging. Ten aanzien van dit onderdeel van het vonnis komt het hof tot een andere beslissing dan de rechtbank.

Oplegging van straf en/of maatregel

De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 100 dagen, waarvan 68 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van 2 jaren en daar aan verbonden de bijzondere voorwaarde van - kort gezegd – een meldplicht bij de reclassering, de verplichting om mee te werken aan een coachingstraject en een locatieverbod voor [adres] . Daarnaast heeft de rechtbank aan verdachte een werkstraf opgelegd van 140 uren, subsidiair 70 dagen jeugddetentie.
De advocaat-generaal heeft in hoger beroep hetzelfde gevorderd als door de rechtbank was opgelegd.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Net als de rechtbank vindt het hof bewezen dat verdachte zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan een poging tot een gewapende woningoverval. Verdachte heeft een aanzienlijke rol gehad hierin. Dergelijke delicten zijn heel ernstig en roepen veel gevoelens van onveiligheid op bij zowel het slachtoffer als de maatschappij. Op het slachtoffer heeft één en ander zoveel indruk gemaakt, dat hij niet bij de terechtzitting aanwezig kon zijn. Er is een (imitatie)vuurwapen op hem gericht en dat wapen is doorgeladen. Het slachtoffer heeft gedacht dat dit het einde van zijn leven zou kunnen zijn. Het handelen van verdachte en zijn mededaders getuigt van geen enkel respect voor de persoon van het slachtoffer.
Het hof houdt rekening met de omstandigheid dat verdachte ten tijde van het plegen van het delict (pas) 14 jaar oud was. Voorts heeft het hof kennisgenomen van de adviesrapportage jeugdreclassering van Jeugdbescherming Gelderland van 30 januari 2020. Tijdens de terechtzitting in hoger beroep heeft de begeleider van de jeugdreclassering verteld dat verdachte zelf hulp heeft gezocht en dat hij wordt gecoacht door [instantie] op het gebied van werk, keuzes en school. Verdachte heeft een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Het gaat inmiddels ook al wat beter op school.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van 9 januari 2020 is gebleken dat verdachte niet eerder met politie of justitie in aanraking was geweest, maar ook niet meer na het plegen van het bewezenverklaarde delict.
Gelet op de ernst van het feit is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
In het bijzonder de persoonlijke omstandigheden in aanmerking genomen, komt het hof voor een deel tot een andere strafoplegging dan is gevorderd. Anders dan de rechtbank zal het hof geen locatieverbod verbinden aan de proeftijd van de (deels) voorwaardelijke jeugddetentie, maar wel de overige bijzondere voorwaarden grotendeels in stand laten. Het hof vindt verder gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte oplegging van een werkstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen jeugddetentie, passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 9.673,49. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 4.029,16. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij, als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden, tot een bedrag van € 29,16 wegens geleden materiële schade. De immateriële schade wordt, net als in eerste aanleg, geschat op € 4.000,00. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Ten aanzien van de gevorderde kosten voor het plaatsen van een alarmsysteem is het hof, net als de rechtbank en de advocaat-generaal, van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd dat deze schade is geleden als rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Anders dan door de advocaat-generaal gevorderd, zal het hof geen vervangende gijzeling verbinden aan de schadevergoedingsmaatregel. Het hof heeft daarbij gelet op de landelijke afspraken die hierover zijn gemaakt ten aanzien van jeugdzaken en ziet geen aanleiding om in deze zaak van die afspraak af te wijken.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
100 (honderd) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
68 (achtenzestig) dagen,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat
  • de veroordeelde verplicht is zich gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op de door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen dient te melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang als de instelling dat noodzakelijk acht;
  • de veroordeelde zijn medewerking verleent aan een coachingstraject, gericht op vrije tijdsbesteding en houding, bij [instantie] of een gelijksoortige aanbieder, zolang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht.
Aan de bijzondere voorwaarden zijn van rechtswege de volgende voorwaarden verbonden.
Dat de veroordeelde:
  • gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Geeft opdracht aan Jeugdbescherming Gelderland, gevestigd te Arnhem, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering wordt gebracht, te weten 32 (tweeëndertig) dagen jeugddetentie.
Heft op het geschorste, tegen verdachte verleende, bevel tot voorlopige hechtenis.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 40 (veertig) dagen jeugddetentie.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 4.029,16 (vierduizend negenentwintig euro en zestien cent) bestaande uit € 29,16 (negenentwintig euro en zestien cent) materiële schade en € 4.000,00 (vierduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 4.029,16 (vierduizend negenentwintig euro en zestien cent) bestaande uit
€ 29,16 (negenentwintig euro en zestien cent) materiële schade en € 4.000,00 (vierduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 31 mei 2018.

Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.

Aldus gewezen door
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. M. Keppels en mr. K.A.J.M. Wetzels, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. B.P. Snijder, griffier,
en op 18 februari 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.