ECLI:NL:GHARL:2020:1266

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 februari 2020
Publicatiedatum
17 februari 2020
Zaaknummer
200.265.875/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een bijzondere curator ter behartiging van de belangen van minderjarigen in een complexe scheidingszaak

In deze tussenuitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 11 februari 2020, wordt de benoeming van een bijzondere curator besproken die de belangen van de minderjarige kinderen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] zal behartigen. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft verzocht om alleen het ouderlijk gezag over de kinderen te verkrijgen, terwijl de vader, verweerder, niet is verschenen in de procedure. Het hof verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Noord-Nederland en constateert dat er een verstoorde communicatie tussen de ouders is, wat de zorgregeling bemoeilijkt. De raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd om het gezamenlijk gezag in stand te houden, maar het hof oordeelt dat de benoeming van een bijzondere curator noodzakelijk is om de belangen van de kinderen te waarborgen. De bijzondere curator zal de wensen van de kinderen in kaart brengen en rapporteren aan het hof. De kosten van de bijzondere curator worden vastgesteld op maximaal € 2.000,-, waarbij het rijk het meerdere zal vergoeden. De bijzondere curator moet voor 1 juni 2020 rapporteren over haar bevindingen en de partijen hebben de mogelijkheid om op het rapport te reageren. Het hof houdt verdere beslissingen aan.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.265.875/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/17/162659 /FA RK 18-1030)
beschikking van 11 februari 2020
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. H.L. Thiescheffer te Leeuwarden,
en
[verweerder],
wonende te [B] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank
Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 12 december 2018 en 12 juni 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 10 september 2019;
- het journaalbericht van mr. Thiescheffer van 20 januari 2020 met bijlage.
2.2
Op 20 januari 2020 is de minderjarige [de minderjarige1] verschenen, die buiten aanwezigheid van de ouders door een raadsheer van het hof is gehoord.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 23 januari 2020 plaatsgevonden. De moeder is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Namens de raad voor de kinderbescherming is, in het kader van zijn adviserende rol, de heer [C] verschenen. De vader is, hoewel hiertoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen, zonder hiervan bericht te doen.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn gehuwd geweest. Het huwelijk van partijen is [in] 2013 ontbonden door echtscheiding.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] (ook te noemen: [de minderjarige1] ), geboren [in] 2005, en
- [de minderjarige2] (ook te noemen: [de minderjarige2] ), geboren [in] 2010,
over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] wonen bij de moeder.
3.3
Bij beschikking van 6 augustus 2014 van de rechtbank Noord-Nederland is een tussen partijen overeengekomen vaststellingsovereenkomst aangehecht. In de vaststellingsovereenkomst is onder meer een zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige1] en [de minderjarige2] vastgelegd. Er wordt op dit moment (sinds najaar 2018) geen uitvoering gegeven aan die zorgregeling.
3.4
De moeder heeft de rechtbank op 13 augustus 2018 verzocht het gezamenlijk gezag te beëindigen en de moeder alleen te belasten met het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .
De vader heeft geen verweer gevoerd en is niet verschenen in de procedure in eerste aanleg.
3.5
Bij beschikking van 12 december 2018 van de rechtbank Noord-Nederland is - voor zover hier aan de orde - de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad) verzocht een onderzoek in te stellen naar de vraag welke gezagsvoorziening het meest in het belang is van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .
3.6
De raad heeft een onderzoek ingesteld en gerapporteerd op 15 april 2019.
De vader heeft niet meegewerkt aan dit onderzoek.

4.De omvang van het geschil

4.1
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking, in navolging van het advies van de raad, het verzoek van de moeder om haar alleen met het ouderlijk gezag over de kinderen te belasten, afgewezen.
4.2
De moeder heeft in hoger beroep verzocht die beschikking te vernietigen en haar inleidend verzoek alsnog toe te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Het hof stelt voorop dat gezamenlijk gezag van de ouders over een minderjarige het uitgangspunt is van de wetgever. Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
Volgens vaste jurisprudentie brengt het ontbreken van goede communicatie tussen de ouders niet zonder meer mee dat in het belang van het kind het gezag aan één van de ouders moet worden toegekend. Wel is voor gezamenlijk gezag vereist dat de ouders daadwerkelijk in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn afspraken te maken over situaties die zich rond hun kind kunnen voordoen, zodanig dat het kind niet klem of verloren raakt tussen de ouders.
5.3
De raad heeft ter advisering van de rechtbank op 15 april 2019 gerapporteerd. In dat rapport heeft de raad geadviseerd om het gezamenlijk gezag van de ouders over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in stand te laten. De raad maakt zich zorgen om de kinderen. Er zijn bij [de minderjarige1] en [de minderjarige2] kindsignalen vastgesteld die wijzen op loyaliteitsproblematiek, omdat zij omgang met hun vader en hun halfzusjes willen en ze hiervoor afhankelijk zijn van de ouders, die door hun verstoorde verhouding en onmogelijkheden in de communicatie de omgang laten stagneren en niet tot afspraken komen. Hoewel de raad de praktische problemen onderkent die de moeder ervaart bij het hebben van het gezamenlijk gezag (zoals het ontbreken van de ID kaarten van de kinderen), is de raad van mening dat de door de moeder verzochte wijziging van het gezamenlijk gezag van de ouders in eenhoofdig gezag van de moeder niet de manier is om de zorgen die er zijn op te lossen. Integendeel. Het risico bestaat dat dit de onenigheid tussen de ouders verder zal aanwakkeren, dat [de minderjarige2] en [de minderjarige1] hierdoor nog meer stress zullen ervaren en dat er geen contact meer is, hetgeen een bedreiging vormt voor hun identiteitsontwikkeling en hun sociaal-emotionele ontwikkeling.
5.4
Het hof heeft met [de minderjarige1] gesproken en constateert dat zij behoefte heeft aan omgang met haar vader. Het contact dat er is vindt op dit moment plaats via WhatsApp, soms ook via facebook. [de minderjarige1] is blij dat dit contact er is, maar zou, zoals zij het hof heeft verteld, haar vader ook willen zien. De reden dat het op dit moment niet lukt heeft volgens haar te maken met de persoonlijke omstandigheden van de vader, het feit dat zijn relatie met de moeder van haar halfzusjes is verbroken, hij een nieuwe relatie heeft en dat hij zijn woning heeft moeten verlaten. Thuis, op school en wat haar gezondheid betreft gaat het op dit moment goed met haar. Van problematiek rondom het gezamenlijk gezag heeft ze zelf niet zoveel gemerkt. Wel heeft het met haar ID kaart erg lang geduurd. [de minderjarige1] is blij dat ze nu eindelijk op vakantie kunnen gaan.
5.5
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is het hof gebleken dat het partijen sinds het uitbrengen van het raadsrapport wederom niet is gelukt om te werken aan hun al jarenlang verstoorde verhouding en communicatie. Het via het gebiedsteam geïndiceerde traject/mediation is (nog) niet van de grond gekomen. De moeder heeft ter zitting verklaard dat de vader eerst rust wilde vanwege de breuk met zijn partner en dat dit traject tijdelijk is uitgesteld totdat de rust in het leven van de vader is teruggekeerd.
5.6
De moeder blijft bij haar standpunt dat wijziging van het gezag noodzakelijk is. Volgens de moeder wil de vader op geen enkele wijze met haar communiceren. De vader reageert niet op haar informatie/berichten over de kinderen. Ook zij ziet dat de kinderen, en dan met name [de minderjarige1] , behoefte hebben aan contact met de vader en dat [de minderjarige1] haar halfzusjes mist nu de omgang is stopgezet, maar het lukt de moeder niet om deze te initiëren/weer tot stand te brengen. De ID kaarten zijn inmiddels geregeld, maar de moeder blijft bij de uitoefening van het gezamenlijk gezag aanlopen tegen praktische problemen. Zij wijst erop dat er regelmatig beslissingen moeten worden genomen rondom de gezondheid van [de minderjarige1] ( [de minderjarige1] heeft epileptische aanvallen) en dat het lastig is om de benodigde handtekeningen te krijgen van de vader. De moeder denkt dat wijziging van het gezag juist goed zou zijn voor beide partijen. Het zou rust geven en juist bevorderend kunnen werken bij het herstellen van de verhoudingen. Als zij steeds contact met de vader moet opnemen dan geeft dat volgens de moeder frictie en het zorgt ook voor spanning en die wil zij juist voorkomen. Het zou, zoals de moeder heeft gesteld, geen invloed hebben op de wijze waarop ze de vader over de kinderen informeert en evenmin op de mogelijkheden tot omgang. Daar zal ze zich altijd voor inspannen, aldus de moeder.
5.7
Het hof heeft ter zitting aan de orde gesteld dat het in het belang van de kinderen wenselijk is om in deze complexe scheidingszaak een bijzondere curator te benoemen die hun belangen zal behartigen, alvorens in deze zaak een beslissing te nemen. De raad heeft dat belang ter zitting onderschreven. Het hof zal de te benoemen bijzondere curator daarnaast verzoeken onderzoek te verrichten en daarover verslag uit te brengen zoals hieronder (onder 5.9 en 5.10) is vermeld.
5.8
De griffier van het hof heeft na telefonisch onderhoud op 3 februari 2020 mevrouw
[D] , MfN Register en Familie Mediator, kantoorhoudend te [E] , bereid gevonden om in deze procedure als bijzondere curator van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] op te treden. Zij zal daartoe door het hof worden benoemd. Het hof verzoekt de bijzondere curator bij de werkzaamheden de ‘Leidraad werkwijze en verslag bijzondere curatoren ex artikel 1:250 BW’ in acht te nemen, bijlage bij de publicatie ‘Werkproces benoeming bijzondere curator o.g.v. art. 1:250 BW’, te raadplegen via www.rechtspraak.nl.
5.9
De taak van de bijzondere curator is er in deze zaak met name in gelegen dat deze ervoor zorgt dat de belangen van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] zo goed mogelijk worden belicht en dat zij zich gehoord voelen. Het hof verzoekt de bijzondere curator in dit verband om door middel van gesprekken met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en hun ouders te onderzoeken hoe het met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] gaat, wat de gevolgen voor hen zijn van de procedure(s) tussen hun ouders en wat hun mening daarover is. Daarnaast verzoekt het hof de bijzondere curator de wensen van de minderjarigen in kaart te brengen waar het gaat om de invulling van de zorgregeling met de vader. Indien de bijzondere curator daartoe aanleiding ziet, kan zij daarbij tevens advies uitbrengen over hulpverlening of nader onderzoek. Het staat de bijzondere curator vrij om hierbij te bemiddelen tussen de ouders en een regeling in der minne te treffen indien daarvoor ruimte blijkt.
5.1
Het hof verzoekt de bijzondere curator om, gelet op het verzoek dat aan het hof voorligt, een verslag uit te brengen omtrent de bevindingen en het hof vanuit het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te adviseren. Het hof zal bepalen dat partijen tot uiterlijk twee weken na toezending van het rapport van de bijzondere curator schriftelijk kunnen reageren. Het hof zal de zaak daarna in beginsel verder op de stukken afdoen, tenzij het hof, al dan niet op gemotiveerd verzoek van één van partijen, anders beslist.
5.11
Het hof zal bepalen dat de advocaat van de moeder de processtukken aan de bijzondere curator zal doen toekomen. Beide partijen dienen voorts zo spoedig mogelijk hun contactgegevens aan de bijzondere curator te doen toekomen voor het maken van een afspraak.
5.12
Gelet op de complexiteit van de onderhavige zaak en de omvang van de door de bijzondere curator te verrichten werkzaamheden zal het hof bepalen dat voor zover op basis van een te verkrijgen toevoeging een lager bedrag dan € 2.000,- (inclusief verschotten en omzetbelasting) aan de bijzondere curator wordt vergoed, het meerdere, tot een maximaal bedrag van € 2.000,- (inclusief verschotten en omzetbelasting), ten laste van het rijk zal komen. De bijzondere curator dient te declareren aan de hand van een tijdsverantwoording en op basis van een uurtarief (of een gedeelte daarvan) van € 85,- per uur, exclusief omzetbelasting.
5.13
Indien voor de werkzaamheden van de bijzondere curator een toevoeging wordt verleend, gaat het hof ervan uit dat uit dien hoofde ook eventuele door de bijzondere curator te maken reiskosten voor vergoeding in aanmerking komen.
5.14
Op grond van het vorenstaande zal het hof beslissen als na te melden.

6.De beslissing

Het hof:
alvorens verder te beslissen:
benoemt tot bijzondere curator over de minderjarigen [de minderjarige1] , geboren [in] 2005, en [de minderjarige2] , geboren [in] 2010:
mevrouw [D] (MfN Register en Familie Mediator),
[a-straat 1]
[E]
tel. [00000]
e-mailadres: info@ [D] .nl
(www. [D] .nl),
om in deze procedure de belangen van deze minderjarigen te behartigen;
bepaalt dat de advocaat van de moeder zo spoedig mogelijk na de datum van deze beschikking (een afschrift van) de processtukken ter beschikking van de bijzondere curator zal stellen;
bepaalt dat beide partijen zo spoedig mogelijk hun contactgegevens aan de bijzondere curator zullen doen toekomen voor het maken van een afspraak;
draagt de bijzondere curator op aan het hof te rapporteren vóór 1 juni 2020, althans vóór deze datum schriftelijk bericht te geven over de voortgang van haar werkzaamheden;
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van het rapport van de bijzondere curator aan partijen zal toezenden;
bepaalt dat partijen tot uiterlijk twee weken na toezending van het rapport van de bijzondere curator schriftelijk kunnen reageren, waarna de zaak op de stukken zal worden afgedaan tenzij het hof op gemotiveerd verzoek van partijen, dan wel ambtshalve, anders beslist;
bepaalt ten aanzien van de kosten van de bijzondere curator dat voor zover op basis van een te verkrijgen toevoeging een lager bedrag dan € 2.000,- (inclusief verschotten en omzetbelasting) aan de bijzondere curator wordt vergoed, het meerdere, tot een maximaal bedrag van € 2.000,- (inclusief verschotten en omzetbelasting) ten laste van 's Rijks kas zal komen, tot een maximaal bedrag van € 2.000,-, inclusief verschotten en omzetbelasting;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.M. Dölle, J.G. Idsardi en B.J Voerman, en bijgestaan door mr. M. Marsnerova als griffier, en is op 11 februari 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.