ECLI:NL:GHARL:2020:1166
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Huurzaak over opzegging huurovereenkomst wegens dringend eigen gebruik en bewijsvermoeden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een huurgeschil tussen twee partijen. De appellanten, [appellanten] c.s., hebben in eerste aanleg een eis ingediend tegen de geïntimeerden, [geïntimeerden] c.s., met betrekking tot de opzegging van een huurovereenkomst. De geïntimeerden hebben de huurovereenkomst opgezegd op basis van dringend eigen gebruik. De kern van de zaak draait om de vraag of de geïntimeerden de huurovereenkomst terecht hebben opgezegd en of het bewijsvermoeden van artikel 7:276 BW van toepassing is. Dit artikel stelt dat, behoudens tegenbewijs, wordt vermoed dat de wil om het verhuurde duurzaam in eigen gebruik te nemen niet aanwezig is als het verhuurde niet binnen een jaar na het einde van de overeenkomst duurzaam in eigen gebruik is genomen.
In een eerder tussenarrest heeft het hof geoordeeld dat het bewijsvermoeden door de geïntimeerden is ontzenuwd. De appellanten zijn vervolgens toegelaten om te bewijzen dat de geïntimeerden tijdens het sluiten van de beëindigingsovereenkomst niet de wil hadden om het verhuurde duurzaam in gebruik te nemen. Echter, op de rol van 7 januari 2020 hebben de appellanten afgezien van bewijslevering. Hierdoor zijn de grieven van de appellanten niet ontvankelijk verklaard.
Het hof heeft de vonnissen van de kantonrechter te Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 16 augustus 2017 en 22 november 2017 bekrachtigd. Tevens zijn de appellanten in de kosten van het hoger beroep veroordeeld, die zijn vastgesteld op € 726,00 voor griffierecht en € 1.074,00 voor het salaris van de advocaat. Het arrest is uitgesproken op 11 februari 2020.