De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op een of meer(dere) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van augustus 2012 tot en met 26 april 2013 te [plaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk zich wederrechtelijk heeft toegeëigend, (een) hierna te noemen geldbedrag(en), in elk geval (enig) geldbedrag(en), die/dat geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welk(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en) verdachte en/of zijn mededader(s) uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als autoverkoper/werknemer van [bedrijf 2] en [bedrijf 3] , in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), te weten:
- een geldbedrag van 1250 euro, zijnde de (gedeeltelijke) verkoopopbrengst van een auto met kenteken [kenteken] aan autobedrijf [autobedrijf] ;
- een geldbedrag van 150 euro, zijnde de (gedeeltelijke) verkoopopbrengst van een auto met kenteken [kenteken] aan autobedrijf [autobedrijf] ;
- een geldbedrag van 2750 euro, zijnde de (gedeeltelijke) verkoopopbrengst van een auto met kenteken [kenteken] aan autobedrijf [autobedrijf] ;
- een geldbedrag van 2500 euro, zijnde de (gedeeltelijke) verkoopopbrengst van een auto met kenteken [kenteken] aan autobedrijf [autobedrijf] ;
- een geldbedrag van 5000 euro, zijnde de (gedeeltelijke) verkoopopbrengst van een auto met kenteken [kenteken] aan (mevrouw) [naam] ;
- een geldbedrag van 2000 euro, zijnde de (gedeeltelijke) verkoopopbrengst van een auto met kenteken [kenteken] aan (meneer) [naam] ;
- een geldbedrag van 3000 euro, zijnde de (gedeeltelijke) verkoopopbrengst van een auto met kenteken [kenteken] aan (meneer) [naam] en (mevrouw) [naam] ;
- een geldbedrag van 3000 euro, zijnde de (gedeeltelijke) verkoopopbrengst van een auto met kenteken [kenteken] aan (meneer en mevrouw) [naam] ;
- een geldbedrag van 8865 euro, zijnde de (gedeeltelijke) verkoopopbrengst van een auto met kenteken [kenteken] aan (meneer en mevrouw) [naam] / [naam] ;
- een geldbedrag van 500 euro, zijnde de (gedeeltelijke) verkoopopbrengst van een auto met kenteken [kenteken] aan (meneer) [naam] en (mevrouw) [naam] ;
- een geldbedrag van 2750 euro, zijnde de (gedeeltelijke) verkoopopbrengst van een auto met kenteken [kenteken] aan (mevrouw) [naam] ;
- een geldbedrag van 400 euro, zijnde de (gedeeltelijke) verkoopopbrengst van een auto met kenteken [kenteken] aan [naam] ;
- een geldbedrag van 6500 euro, zijnde de (gedeeltelijke) verkoopopbrengst van een auto met kenteken [kenteken] aan (meneer) [naam] ;
- een geldbedrag van 2250 euro, zijnde de (gedeeltelijke) verkoopopbrengst van een auto met kenteken [kenteken] aan (mevrouw) [naam] ;
- een geldbedrag van 3500 euro, zijnde de (gedeeltelijke) verkoopopbrengst van een auto met kenteken [kenteken] aan (mevrouw) [naam] ;
- een geldbedrag van 4744 euro, zijnde de (gedeeltelijke) verkoopopbrengst van een auto met kenteken [kenteken] aan (mevrouw) [naam] ;
- een geldbedrag van 12950 euro, zijnde de (gedeeltelijke) verkoopopbrengst van een auto met kenteken [kenteken] aan (meneer en mevrouw) [naam] ;
- een geldbedrag van 8000 euro, zijnde de (gedeeltelijke) verkoopopbrengst van een auto met kenteken [kenteken] aan [naam] .
Overweging met betrekking tot het bewijs
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde verduistering in dienstbetrekking.
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit. De raadsman voert daartoe, kort en zakelijk weergegeven, primair aan dat geen sprake is van (mede)plegen van verduistering in dienstbetrekking. De nauwe en bewuste samenwerking was louter gericht op collegiale afspraken en niet op criminaliteit. De verdachte verklaart immers dat de door hem ontvangen contante betalingen in alle gevallen aan andere in het bedrijf werkzame personen werden afgedragen. Subsidiair voert de raadsman aan dat geen sprake is geweest van verduistering maar van heling van geldbedragen die verdachte heeft ontvangen van de medeverdachte [medeverdachte] . Nu heling niet ten laste is gelegd dient de verdachte te worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer, strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde, wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder.
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Bewuste nauwe samenwerking kan onder meer blijken uit de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol van de verdachte in de voorbereiding, uitvoering of afhandeling van het delict en het belang daarvan, zijn aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
De verdachte is in 2011 bij [bedrijf 2] en [bedrijf 3] in dienst getreden als autoverkoper. Op voordracht van de verdachte is medeverdachte [medeverdachte] vervolgens op 1 september 2012 eveneens als autoverkoper in dienst getreden. Zij kenden elkaar van vroeger van het werk. Op enig moment heeft het hoofd boekhouding [naam] geconstateerd dat een groot aantal auto’s uit de bedrijfsvoorraad zijn verdwenen zonder dat de verkoopopbrengst aan het bedrijf is afgedragen. Na uitvoerig onderzoek blijkt het om een groot aantal auto’s te gaan die allemaal door de verdachte en zijn medeverdachte zijn verkocht en veelal contant door de klanten aan één van hen zijn betaald.
Blijkens de verklaring van [naam] kwamen de verdachte en zijn medeverdachte, na confrontatie met haar bevindingen, met allerlei smoesjes op de proppen en werd zij door hen geïntimideerd.
Collega-stagiair [naam] verklaart dat de verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] contante betalingen in eigen zak staken. Ze stopten de envelop in hun binnenzak en stortten dit vervolgens niet af. Ook werd contant geld door de verdachte in een laatje van zijn bureau bewaard. Tevens verklaart hij dat verdachte en zijn medeverdachte uit eten gingen, gokten en dronken en dit betaalden met de contante geldbedragen uit de enveloppen, waarbij zij verklaarden dit later wel terug te zullen betalen.
De ex-vriendin [naam] van de medeverdachte bevestigt de verklaring van [naam] op dit punt en verklaart dat veel contant geld aanwezig was in een la achter de balie die niet afgesloten was en dat van dat geld ook wel eten werd gehaald.
Voorts verklaart [naam] dat hij, nadat de verdachte en zijn medeverdachte op non-actief waren gesteld, meerdere malen door beiden benaderd is. [naam] kreeg het vermoeden dat ze hem wilden paaien teneinde te voorkomen dat hij bij de politie zou gaan verklaren. Toen hij daarop niet inging, werd hij door hen geïntimideerd.
Dit beeld wordt bevestigd door verschillende, onafhankelijk van elkaar, afgelegde verklaringen van zowel particuliere als zakelijke klanten. Zij verklaren dat de beide verkopers veelal samen bij de deals betrokken waren en daarbij steeds werd aangedrongen op contante betaling, waarbij – onder andere – als reden werd opgegeven dat de pinautomaat defect was. In enkele gevallen werd zelfs aangeboden mee te rijden naar de bank, hetgeen in twee gevallen ook daadwerkelijk gebeurd is.
De verklaring van verdachte dat de door hem ontvangen contante betalingen in alle gevallen aan andere in het bedrijf werkzame personen werden afgedragen, vindt op geen enkele wijze steun in het dossier.
Op grond van het voorgaande oordeel het hof dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht het hof het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Nu de verklaring van de verdachte door het hof terzijde wordt geschoven, komt het hof aan bespreking van het verweer met betrekking tot de heling niet toe.