ECLI:NL:GHARL:2020:11361

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 juni 2020
Publicatiedatum
10 maart 2023
Zaaknummer
21-003265-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van aanzienlijke geldbedragen met strafvermindering wegens overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte is veroordeeld voor witwassen van aanzienlijke geldbedragen, waarbij het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data, waaronder 22 en 23 juni 2015, grote contante bedragen heeft ontvangen en verplaatst. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verbergen en verhullen van de herkomst van deze geldbedragen, waarvan hij wist dat ze afkomstig waren uit misdrijf. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en een gevangenisstraf van 34 maanden opgelegd, waarbij rekening is gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De verdachte is vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging, waaronder het gewoontewitwassen en het zonder vergunning verrichten van betaaldiensten. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de legale herkomst van de geldbedragen en dat de omstandigheden van de transacties wijzen op witwassen. De uitspraak benadrukt de ernst van het witwassen en de impact op de legale economie.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003265-17
Uitspraak d.d.: 17 juli 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van 13 juni 2017 met parketnummer 08-960114-15 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1968,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 9 november 2018, 3 juli 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. L.J.B.G. van Kleef, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
hij, in of omstreeks de periode van 13 januari 2015 tot en met 23 juni 2015, te [plaats 1] en/of [plaats 2] , althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft hij, verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s), van meerdere grote (contante) geldbedragen, waaronder:
- op of omstreeks 22 juni 2015 een bedrag ad 170.000 euro en/of
- op of omstreeks 23 juni 2015 een bedrag ad 193.660 euro en/of
- op of omstreeks 23 juni 2015 een bedrag ad 290.000 euro en/of
- op of omstreeks 23 juni 2015 een bedrag van 9.325 euro (Map 1, p. 105 en p. 118) en/of
- in of omstreeks de periode van 13 januari 2015 tot en met 10 juni 2015 een bedrag van in totaal 2.035.640 euro,
althans van enig(e) (contante) geldbedrag(en), de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende is en/of enig(e) geldbedrag(en) en/of goed(eren) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit/deze geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
en/of
hij, in of omstreeks de periode van 13 januari 2015 tot en met 10 juni 2015 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk zonder vergunning van de Nederlandse Bank het bedrijf van betaaldienstverlener heeft uitgeoefend als bedoeld in artikel 2:3a lid 1 van de Wet op het Financieel Toezicht, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) ten behoeve van en/of op verzoek van één of meer (tot op heden onbekend gebleven) begunstigde(n) en/of betaler(s)(telkens) één of meer (contante) geldtransacties(s) en/of één of meer (contante) geldtransfer(s) uitgevoerd en/of voor rekening van een of meer van de begunstigde(n) en/of betaler(s) ontvangen en/of aan een of meer van de begunstigd(n) en/of betaler(s) beschikbaar gesteld en/of voor een of meer van de begunstigde(n) en/of betaler(s) gehouden, te weten (in ieder geval):
- op of omstreeks 22 juni 2015 een bedrag ad 170.000 euro en/of
- op of omstreeks 23 juni 2015 een bedrag ad 193.660 euro en/of
- op of omstreeks 23 juni 2015 een bedrag ad 290.000 euro en/of
- op of omstreeks 23 juni 2015 een bedrag van 9.325 euro (Map 1, p. 105 en p. 118) en/of
- in of omstreeks de periode van 13 januari 2015 tot en met 10 juni 2015 een bedrag van in totaal 2.035.640 euro.

Gedeeltelijke vrijspraak

Aan verdachte is het witwassen van en ondergronds bankieren van en met verschillende geldbedragen ten laste gelegd. Het hof is van oordeel dat ten aanzien van de onder de 4e en 5e gedachtestreepjes genoemde geldbedragen niet tot een bewezenverklaring gekomen kan worden en overweegt daartoe als volgt.
Het onder het 4e gedachtestreepje genoemde totaalbedrag van € 9.325,- is samengesteld uit verschillende geldbedragen die in de winkel, in de auto en bij de fouillering van verdachte zijn aangetroffen. Gelet hierop is het hof van oordeel dat, nu nadere informatie over de herkomst van deze bedragen in het strafdossier ontbreken, er zonder meer geen aanwijzingen zijn dat deze geldbedragen van misdrijf afkomstig waren.
Het onder het 5e gedachtestreepje genoemde geldbedrag van € 2.035.640,- bestaat uit de door de politie opgetelde getallen/bedragen die worden genoemd in sms-berichten op een groot aantal telefoons die in de winkel van verdachte zijn aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat hij gebruik heeft gemaakt van een aantal van de aangetroffen telefoons. Dat verdachte daadwerkelijk als ontvanger of verzender van de aangetroffen berichten kan worden aangemerkt is echter niet vast komen te staan. Naar het oordeel van het hof is op grond van het verdere onderzoek van de politie onvoldoende concreet komen vast te staan dat deze transacties daadwerkelijk hebben plaatsgevonden en verdachte op enig moment over deze geldbedragen heeft beschikt.

Overweging met betrekking tot het bewijs van witwassen

De raadsman heeft verzocht om verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde witwassen. Daartoe heeft de raadsman, kort gezegd en zakelijk weergegeven, aangevoerd dat niet vastgesteld kan worden dat de geldbedragen van enig misdrijf afkomstig zijn. Om van een witwasvermoeden te kunnen spreken moeten er bijkomende feiten en omstandigheden zijn die duiden op een criminele herkomst en meer inhouden dan de algemene kenmerken van Hawala-bankieren.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof stelt daarbij voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van witwassen opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van art. 420bis Sr. vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf", kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien door het openbaar ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij of zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft waaruit kan volgen dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo’n verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Indien de verdachte zo'n verklaring heeft gegeven, ligt het vervolgensop de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. Mede op basis van de resultaten van dat onderzoek zal moeten worden beoordeeld of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Indien een dergelijke verklaring is uitgebleven, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn bewijsoverwegingen.
Het hof leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting af dat de door verdachte verrichte geldtransacties plaatsvonden onder omstandigheden die als zogenoemde typologieën van – en daarmee kenmerkend voor – witwassen zijn aan te merken. De transacties betroffen grote contante geldbedragen in verschillende coupures, die door verdachte ontvangen, vervoerd en/of afgegeven werden. De geldbedragen werden vervoerd in (plastic) tassen. Deze wijze van vervoer van dergelijke grote geldbedragen is hoogst ongebruikelijk en gaat gepaard met aanzienlijke veiligheidsrisico’s. Verdachte heeft het geld daarnaast ontvangen van en afgeleverd aan voor hem onbekende personen, waarbij gebruik werd gemaakt van zogenoemde ‘tokens’. In het telefoonverkeer dat verdachte voerde werd in versluierde taal over deze personen, geldbedragen en transacties gesproken.
Naar het oordeel van het hof rechtvaardigen deze omstandigheden het vermoeden dat de geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn, wat betekent dat van de verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de legale herkomst van het geld.
Verdachte heeft in dit opzicht alleen verklaard dat hij zich voor een [afkomst] man bezig houdt met het zogenaamde Hawala-bankieren. Van deze man heeft hij geen naam, adresgegevens of telefoonnummer verstrekt op grond waarvan eventueel een verificatie van zijn verklaring had kunnen plaatsvinden. Zelfs een summiere beschrijving van deze ‘ [afkomst] man’ ontbreekt in zijn verklaring. Verder heeft verdachte geen verklaring afgelegd over de herkomst van de grote geldbedragen waarover hij heeft beschikt. Verdachte heeft alleen in zijn eerste verhoor verklaard over zijn betrokkenheid bij het vervoeren en verstrekken van grote geldbedragen maar in latere verklaringen geen antwoord willen geven over zijn opdrachtgevers en de herkomst van het geld. Verdachte heeft verder op concrete vragen hiernaar gezwegen. Het hof is van oordeel dat de verklaring die de verdachte heeft gegeven niet als een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring kan worden aangemerkt.
Het aldus door de verdachte geboden tegenwicht tegen de verdenking van witwassen geeft onvoldoende aanleiding tot een nader onderzoek door het openbaar ministerie. Naar het oordeel van het hof kan het daarom niet anders zijn dan dat de geldbedragen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn. Op grond van bovengenoemde feiten, omstandigheden en overwegingen is het hof eveneens van oordeel dat verdachte wist dat de geldbedragen – middellijk of onmiddellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.
Transacties van € 170.000,- en € 193.660,-
Uit het dossier volgt dat verdachte op 22 juni 2015 een bedrag van € 170.000,- heeft opgehaald in [plaats 1] . Verdachte heeft dit bedrag in een witte plastic tas gedaan. De volgende dag, 23 juni 2015, heeft verdachte deze tas naar zijn winkel in [plaats 2] gebracht. Een andere man is naar zijn winkel gekomen en verdachte heeft hem de tas gegeven. Volgens verdachte stopte deze man zelf ook nog geld in de tas. Kort daarna werd de man aangehouden. In zijn auto is de plastic tas met daarin € 193.660 aangetroffen.
Het hof acht de verklaring van verdachte dat de man zelf nog geld in de tas heeft gestopt, niet aannemelijk geworden. In een afgeluisterd telefoongesprek dat verdachte op 22 juni 2015 om 21.55 uur met een onbekende man voerde, zegt verdachte dat hij 170 heeft ontvangen. Even later zegt de onbekende man tegen verdachte dat hij eigenlijk € 193.700 moet geven. Gelet hier op gaat het hof er van uit dat verdachte het in de auto aangetroffen gehele bedrag van € 193.660,- in zijn winkel aan de man heeft overhandigd, overeenkomstig de daarover van tevoren telefonisch gemaakte afspraak. Daarmee acht het hof witwassen ten aanzien van beide geldbedragen bewezen. Dit betreft dus zowel het geldbedrag van € 170.000,- als het in de auto aangetroffen geldbedrag van € 193.660,- , waarvan het reeds eerder in bezit van verdachte gekomen geldbedrag van € 170.000,- deel uitmaakte.
Aantreffen geldbedrag € 290.000,-
Voorts staat vast dat verdachte op 23 juni 2015 van 2 onbekende mannen een geldbedrag van € 290.000,- heeft ontvangen. Uit een observatieverslag van de politie blijkt dat wordt waargenomen dat op die dag omstreeks 12.00 uur twee onbekende mannen een vierkante papieren, donkergekleurde tas in de winkel van verdachte in [plaats 2] achterlaten. Deze tas is korte tijd later tijdens de doorzoeking van de winkel van verdachte aangetroffen met daarin voormeld geldbedrag.
Vrijspraak gewoontewitwassen
Nu het hof alleen ten aanzien van de transacties op 22 en 23 juni 2015 tot een bewezenverklaring komt is naar het oordeel van het hof onvoldoende komen vast te staan dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt. Het hof zal verdachte daarom in zoverre vrijspreken.
Vrijspraak bankieren zonder vergunning
Het hof heeft hiervoor overwogen dat het de verklaring van verdachte, dat hij zich bezig houdt met Hawala-bankieren, niet aannemelijk acht. Het hof zal verdachte daarom ook vrijspreken van het zonder vergunning verrichten van betaaldiensten in de zin van artikel 2:3a van de Wet op het financieel toezicht, zoals opgenomen in het tweede gedeelte van de tenlastelegging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, in
of omstreeksde periode van 13 januari 2015 tot en met 23 juni 2015, te [plaats 1] en/of [plaats 2] ,
althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zichschuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft hij, verdachte
en/of (één of meer van) zijn mededader(s), van meerdere grote (contante) geldbedragen, waaronder:
- op
of omstreeks22 juni 2015 een bedrag ad 170.000 euro en
/of
- op
of omstreeks23 juni 2015 een bedrag ad 193.660 euro en
/of
- op
of omstreeks23 juni 2015 een bedrag ad 290.000 euro
en/of
- op of omstreeks 23 juni 2015 een bedrag van 9.325 euro (Map 1, p. 105 en p. 118) en/of
- in of omstreeks de periode van 13 januari 2015 tot en met 10 juni 2015 een bedrag van in totaal 2.035.640 euro,
althans van enig(e) (contante) geldbedrag(en), de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende is en/of enig(e) geldbedrag(en) en/of goed(eren)verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen
en/of omgezet,terwijl hij, verdachte, wist,
althans redelijkerwijs moest vermoeden,dat
dit/deze geldbedrag
(en
)- onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig misdrijf;
en/of
hij, in of omstreeks de periode van 13 januari 2015 tot en met 10 juni 2015 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk zonder vergunning van de Nederlandse Bank het bedrijf van betaaldienstverlener heeft uitgeoefend als bedoeld in artikel 2:3a lid 1 van de Wet op het Financieel Toezicht, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) ten behoeve van en/of op verzoek van één of meer (tot op heden onbekend gebleven) begunstigde(n) en/of betaler(s) (telkens) één of meer (contante) geldtransacties(s) en/of één of meer (contante) geldtransfer(s) uitgevoerd en/of voor rekening van een of meer van de begunstigde(n) en/of betaler(s) ontvangen en/of aan een of meer van de begunstigd(n) en/of betaler(s) beschikbaar gesteld en/of voor een of meer van de begunstigde(n) en/of betaler(s) gehouden, te weten (in ieder geval):
- op of omstreeks 22 juni 2015 een bedrag ad 170.000 euro en/of
- op of omstreeks 23 juni 2015 een bedrag ad 193.660 euro en/of
- op of omstreeks 23 juni 2015 een bedrag ad 290.000 euro en/of
- op of omstreeks 23 juni 2015 een bedrag van 9.325 euro (Map 1, p. 105 en p. 118) en/of
- in of omstreeks de periode van 13 januari 2015 tot en met 10 juni 2015 een bedrag van in totaal 2.035.640 euro.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
witwassen, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De rechtbank Overijssel heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte zijn winkel is kwijtgeraakt en dat hij op dit moment moeilijk kan rondkomen, terwijl hij een gezin moet onderhouden. Daarnaast dateren de feiten van vijf jaar geleden en is verdachte sindsdien niet meer met politie en justitie in aanraking gekomen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van aanzienlijke geldbedragen, terwijl hij wist dat deze geldbedragen van misdrijf afkomstig waren. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Het vormt een aantasting van de legale economie en is, mede vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, een bedreiging van de samenleving.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte eerder veroordeeld is voor een soortgelijk feit. Deze veroordeling heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden om in de onderhavige zaak grote geldbedragen wit te wassen. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat uitsluitend een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur passend en geboden is.
Redelijke termijn
Het hoger beroep is op 16 juni 2017 ingesteld en het hof doet uitspraak op 17 juli 2020. Een gedeelte van het tijdsverloop hangt samen met de inspanningen die door de raadsheer-commissaris zijn verricht om de – door de verdediging verzochte - getuige [getuige] te horen. Het tijdsverloop in hoger beroep kan echter niet geheel worden verklaard door deze omstandigheid. Alles in ogenschouw genomen is het hof van oordeel dat de redelijke termijn in hoger beroep met zes maanden is overschreden. Het hof zal de op te leggen gevangenisstraf daarom met twee maanden verminderen.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat in plaats van een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, een gevangenisstraf voor de duur van 34 maanden passend en geboden is. Deze straf is lager dan de in eerste aanleg door de rechtbank opgelegde (en in hoger beroep door de advocaat-generaal gevorderde) straf, omdat het hof rekening houdt met de vrijspraak van substantiële onderdelen van de ten laste gelegde feiten.

De inbeslaggenomen voorwerpen

Het hof heeft in het dossier een beslaglijst aangetroffen. Daaruit volgt dat er geldbedragen onder verdachte in beslag zijn genomen die deel uitmaken van het onder het in de tenlastelegging onder het 4e gedachtestreepje genoemde bedrag van € 9.325,-. Het hof heeft verdachte ten aanzien van dit gedachtestreepje vrijgesproken en is van oordeel dat deze geldbedragen aan de verdachte dienen te worden teruggegeven.
Ten aanzien van de overige op de beslaglijst genoemde en nog niet teruggegeven voorwerpen is het hof van oordeel dat het tenlastegelegde en bewezenverklaarde met betrekking tot deze voorwerpen is begaan. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard.
Een kopie van de beslaglijst is aan dit arrest gehecht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a, 57, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
34 (vierendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde volgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen (de genoemde nummers corresponderen met de nummering op de beslaglijst):
  • een hoeveelheid papiersnippers met notities (nr. 1);
  • diverse verscheurde papiertjes met notities (nr. 2);
  • GSM merk Kazam, zwart (nr. 3);
  • GSM Samsung, zwart (nr. 4);
  • GSM Blackberry, zwart (nr. 5);
  • Apple iPhone, zwart (nr. 6);
  • Stoffen draagtas met opschrift [naam winkel] (nr. 7);
  • GSM Samsung, zwart (nr. 8);
  • GSM Samsung, blauw (nr. 9);
  • GSM Samsung, wit (nr. 10);
  • GSM Samsung, zwart (nr. 11);
  • GSM Samsung, wit (nr. 12);
  • GSM Samsung, blauw (nr. 13);
  • GSM Kazam, wit (nr. 14);
  • GSM Kazam, wit (nr. 15);
  • GSM Kazam, wit (nr. 16);
  • GSM Nokia, blauw (nr. 17);
  • GSM Blackberry, zwart (nr. 18);
  • GSM Samsung, blauw (nr. 19);
  • GSM Samsung, zwart (nr. 20);
  • 3 biljetten van € 500,-, 35 biljetten van € 100,-, 3.617 biljetten van € 50,-, 4.712 biljetten van € 20,-, 991 biljetten van € 10,- en 1 vals biljet van € 20,- (nr. 21).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de volgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen (de genoemde nummers corresponderen met de nummering op de beslaglijst):
  • 1 biljet van € 500,- (nr. 28);
  • 2 biljetten van € 50,- en 3 biljetten van € 10,- (nr. 29);
  • 94 biljetten van € 50,- (nr. 22);
  • 400 biljetten van € 5,- (nr. 23);
  • 2 biljetten van € 50,- en 4 biljetten van € 5,- (nr. 24);
  • 5 biljetten van € 50, 65 biljetten van € 20,- en 4 biljetten van € 10,- (nr. 25);
  • 5 biljetten van € 20,-, 11 biljetten van € 10,- en 13 biljetten van € 5,- (nr. 26);
  • 2 biljetten van € 5,- (nr. 27).
Aldus gewezen door
mr. B.J.J. Melssen, voorzitter,
mr. H. Heins en mr. A.J. Smit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T. Faber, griffier,
en op 17 juli 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. H. Heins is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 17 juli 2020.
Tegenwoordig:
mr. J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr. C.Y. Huang, advocaat-generaal,
mr. C.J. Broersma, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.