Uitspraak
Westerman,
[geïntimeerde],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, betreft het een hoger beroep van Bouwbedrijf Westerman Winschoten B.V. tegen een eerdere uitspraak van de kantonrechter te Groningen. De zaak draait om de hoogte van een loonvordering van een bouwvakker, hier aangeduid als [geïntimeerde]. Het hof heeft in een tussenarrest van 1 oktober 2019 de partijen gevraagd om aanvullende informatie over de verlofuren die door [geïntimeerde] in 2017 zijn opgebouwd en opgenomen, evenals de afdrachten aan het Tijdspaarfonds.
In het eindarrest van 11 februari 2020 heeft het hof vastgesteld dat [geïntimeerde] voor de door hem genoten vakantie in de weken 32 tot en met 34 van 2017 niet beschikte over voldoende verlofuren. Het hof heeft de vordering van [geïntimeerde] voor een deel afgewezen, omdat hij voor 18,93 uur van de genoten vakantie geen recht had op doorbetaling van loon. Dit leidde tot een toewijsbare vordering van 133,07 uur, wat resulteert in een bedrag van € 2.115,81.
Daarnaast heeft het hof de vordering van [geïntimeerde] voor een prestatietoeslag afgewezen, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. Het hof heeft ook de afdrachten aan het Tijdspaarfonds beoordeeld en een aanvullend bedrag van € 402,63 toegewezen. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd, behoudens de proceskostenveroordeling, en Westerman veroordeeld tot betaling van het achterstallige loon en de afdrachten aan het Tijdspaarfonds. De kosten van de procedure zijn aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 2.215,50.