In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1946, werd ter zake van medeplichtigheid aan het kweken van een grote hoeveelheid hennepplanten veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het hof tot een andere strafoplegging kwam. De verdachte had eerder een vonnis van de rechtbank ontvangen waarin hij was vrijgesproken van een ander ten laste gelegd feit, maar werd wel veroordeeld voor medeplichtigheid aan het kweken van hennepplanten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft bijgedragen aan de illegale hennepteelt door het pand te verhuren en huurpenningen te sluizen naar de verhuurder. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het faciliteren van de hennepteelt, wat een bedreiging vormt voor de samenleving. Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en gezondheid, en met de overschrijding van de redelijke termijn in deze zaak. Uiteindelijk werd de gevangenisstraf gematigd tot twee maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, om de verdachte te ontmoedigen zich opnieuw schuldig te maken aan soortgelijke feiten.